2.2Subsidiair ten laste gelegde
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de verklaring van het slachtoffer samen met de resultaten van het DNA onderzoek tot de conclusie leiden dat bewezen kan worden dat de verdachte het slachtoffer heeft gelikt over de schaamstreek en heeft betast en/of heeft geknepen in de billen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging vindt dat het likken over de schaamstreek niet kan worden bewezen omdat er teveel twijfel is of de handelingen die het slachtoffer beschrijft zijn voorgevallen en of deze door de verdachte zijn verricht. Het door de verdachte erkende knijpen in de billen van het slachtoffer is juridisch gezien geen ontuchtige handeling. De verdachte heeft bij het knijpen geen seksuele intentie gehad maar heeft daarin geknepen omdat het jurkje niet goed zat, waardoor haar billen zichtbaar waren en zij daarom uitgelachen werd door andere kinderen in de speeltuin. De verdachte moet daarom worden vrijgepsroken van de ontuchtige handelingen.
-
likken over de schaamstreek
De rechtbank vindt dat het likken van de vagina van het meisje niet kan worden bewezenverklaard. Daarover kan het volgende worden gezegd.
De verdachte heeft steeds stellig ontkend dat hij het slachtoffer in de schaamstreek heeft gelikt. Tegenover deze ontkenning staat de verklaring van het slachtoffer over het likken van de schaamstreek. Het slachtoffer is op het moment dat zij haar moeder voor het eerst hierover vertelt vier jaar oud. In 2017 is gebleken dat het slachtoffer verstandelijk nog iets jonger is dan dat ze daadwerkelijk is en inmiddels is bij haar een vorm van autisme gediagnosticeerd, zo blijkt - onder meer - uit de verklaring van de moeder.
Gelet op de leeftijd van het slachtoffer en haar beperkingen moet haar verklaring in de bewijsvoering met de nodige voorzichtigheid worden gebruikt. Daar komt nog bij dat een verklaring over het likken van de schaamstreek van een kind midden in een woonwijk en midden op de dag op enkele meters van de ramen van een aantal woningen, ook los van de leeftijd en beperkingen van het slachtoffer, op het eerste gezicht niet heel aannemelijk lijkt. Op grond van de verklaring van het slachtoffer op zichzelf kan daarom niet op overtuigende wijze worden vastgesteld dat de verdachte aan de schaamstreek heeft gelikt. Steunbewijs voor een bewezenverklaring is daarom noodzakelijk.
Het in het dossier aanwezige steunbewijs wordt gevormd door het NFI rapport van 26 juli 2018. In dit rapport (en de eerder uitgebrachte NFI-rapporten die daarin worden meegenomen) is opgenomen dat in twee bemonsteringen van het kruis van de onderbroek van het slachtoffer DNA is aangetroffen dat heel goed afkomstig kan zijn van de verdachte. Ook is in het kruis een aanwijzing voor de aanwezigheid van speeksel aangetroffen waarbij onduidelijk is van wie dat speeksel is.
- De deskundige acht de kans op deze beide resultaten zeer groot als er door de verdachte gelikt is aan de schaamstreek.
- De deskundige acht de kans op een positief testresultaat met de speekseltest van de bemonstering van het kruis als er niet gelikt is klein. Daarbij merkt de deskundige op:
- De deskundige acht de kans zeer klein dat bij een kort, niet-intensief contact (kneepje) DNA van verdachte wordt overgebracht naar de bil en vervolgens via de bil wordt overgebracht en vervolgens wordt gedetecteerd in bemonsteringen van de voorzijde en van het kruis van de onderbroek.
Op het eerste gezicht overtuigt het steunbewijs en zou dit zeker de verklaring van het slachtoffer kunnen onderbouwen. Aan de bevindingen van de deskundige kleven echter twee (grote) bezwaren. Op de eerste plaats gaat de deskundige uit van een korte kneep in de blote linkerbil van het slachtoffer waarbij geen direct contact is gemaakt met het kruis van de onderbroek. Het is de vraag of dit een goed uitgangspunt is. Op de zitting spreekt de verdachte over het
nietaanraken van de blote bil en bij de politie laat hij het aanraken van de onderbroek min of meer in het midden. Het slachtoffer daarentegen heeft het zowel in haar verklaring(en) tegen haar moeder als in het studioverhoor over het aanraken van de onderbroek door de verdachte.
Op de tweede plaats - en dit is een nog belangrijker bezwaar - heeft de deskundige in zijn bevindingen opgemerkt dat het zou kunnen dat voorafgaand aan of volgend op het incident speeksel in de onderbroek is terechtgekomen van het slachtoffer zelf. In de resultaten is die mogelijkheid niet betrokken omdat wetenschappelijk onderzoek omtrent speeksel in onderbroeken van kinderen niet beschikbaar is. Bij volwassen vrouwen die geen orale seks hebben gehad wordt in 5% van de gevallen speeksel in de onderbroek aangetroffen. Over hoe dat bij kinderen van rond de vier jaar oud is, kan door de rechtbank geen uitspraak worden gedaan, maar dat dit een hoger percentage zal zijn lijkt minst genomen aannemelijk.
Bij die stand van zaken is de rapportage niet als ondersteuning van de verklaring van het slachtoffer aan te merken. De rechtbank is daarom niet overtuigd dat het likken daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
De rechtbank heeft zich afgevraagd of nader onderzoek (bijvoorbeeld door het NFI) in de rede ligt. Daar heeft zij van afgezien. De zaak is inmiddels bijna zes jaar oud en bovendien is het maar zeer de vraag of de resultaten van nader onderzoek een ander licht op de bewijsvraag zullen werpen.
-
Ontbreken seksuele intentie
De verdachte heeft een meisje van vier jaar op het klimrek onverhoeds in haar billen geknepen, waarbij hij met zijn vinger tussen de bilnaad van het meisje is gegaan. De verklaring van de destijds 57-jarige verdachte dat hij met dit handelen het slachtoffer voor uitlachen wilde behoeden, vindt de rechtbank niet aannemelijk. Als er al een reden tot waarschuwen was, lagen andere manieren veel meer voor de hand.
De handelingen van de verdachte zijn dan ook aan te merken als ontuchtig, omdat het knijpen in de billen, met de vinger tussen de bilnaad, als handelingen van seksuele aard moeten worden aangemerkt. Het verweer wordt verworpen.