ECLI:NL:RBROT:2020:6851

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2020
Publicatiedatum
3 augustus 2020
Zaaknummer
ROT 20/3848
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.L. de Vette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke sluiting van horecagelegenheid wegens niet-naleving veiligheidsplan en maatwerkvoorschriften in het kader van coronamaatregelen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 augustus 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers, die vennoten zijn van een horecagelegenheid in Dordrecht. De burgemeester van Dordrecht had op 14 juli 2020 een last onder bestuursdwang opgelegd, waarbij de horecagelegenheid voor de duur van twee weken gesloten moest worden vanwege het niet naleven van maatwerkvoorschriften en het veiligheidsplan, dat was opgesteld in het kader van de coronamaatregelen. Verzoekers maakten bezwaar tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter overwoog dat verzoekers in het bezit waren van een vergunning op basis van de Drank- en Horecawet, maar dat zij zich niet aan de opgelegde maatwerkvoorschriften hadden gehouden. Deze voorschriften vereisten onder andere de aanwezigheid van een beveiliger op bepaalde avonden en het verbod op glaswerk op het terras na 22:00 uur. De rechter stelde vast dat er op meerdere avonden geen beveiliger aanwezig was en dat er glaswerk op het terras was, wat in strijd was met het veiligheidsplan. Verzoekers voerden aan dat de coronamaatregelen hen belemmerden om het veiligheidsplan aan te passen, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat het aan verzoekers was om hierover in contact te treden met de burgemeester.

Uiteindelijk concludeerde de voorzieningenrechter dat de tijdelijke sluiting van de horecagelegenheid gerechtvaardigd was en dat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening. De rechter wees het verzoek van verzoekers af, waarbij hij ook opmerkte dat er geen proceskostenveroordeling zou volgen. De uitspraak werd niet in een openbare zitting gedaan vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/3848
uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 augustus 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[naam verzoeker 1], verzoeker 1, en
[naam verzoeker 2], verzoeker 2, te [plaats] , samen: verzoekers,
gemachtigde: mr. R.H. Bouwman,
en

de burgemeester van de gemeente Dordrecht, verweerder,

gemachtigden: [naam gemachtigde 1] en [naam gemachtigde 2] .

Procesverloop

Bij besluit van 14 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan verzoekers een last onder bestuursdwang overgelegd strekkende tot sluiting van het horecabedrijf [naam horecagelegenheid] , gevestigd aan de [vestigingsadres] te Dordrecht ( [naam horecagelegenheid] ), waarvan verzoekers de vennoten zijn, voor de duur van twee weken.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Ook hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft op 28 juli 2020 een verweerschrift ingediend.
Verzoekers hebben op 29 juli 2020 aanvullende stukken ingediend.
Vanwege de omstandigheden rondom het Coronavirus is er geen fysieke zitting bij de rechtbank gehouden. Verzoeker 1, de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigden van verweerder zijn op 29 juli 2020 door de voorzieningenrechter via Skype (beeldverbinding) gehoord.

Overwegingen

1.1.
Verzoekers zijn in het bezit van een vergunning als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Drank- en Horecawet. Per 27 januari 2020 zijn aan verzoekers maatwerkvoorschriften opgelegd ter bescherming van de openbare orde en het milieu in de nabije omgeving van het café. Deze houden in dat verzoekers per 28 januari 2020 in het bezit moeten zijn van een door de politie goedgekeurd veiligheidsplan en dat zij de voorschriften uit het veiligheidsplan moeten naleven. In de maatwerkvoorschriften is opgenomen dat, als hieraan niet wordt voldaan, verweerder het café voor bepaalde tijd kan sluiten op grond van artikel 2:30, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene plaatselijke verordening Dordrecht (APV).
1.2.
In het opgestelde veiligheidsplan staat onder meer dat op vrijdagavond/zaterdagnacht en zaterdagavond/zondagnacht tussen 22:00 uur en 02:00 uur een beveiliger aanwezig moet zijn. Daarnaast is hierin opgenomen dat er na 22:00 uur geen glaswerk aanwezig mag zijn op het terras.
1.3.
Op 7 juni 2020 en 22 juni 2020 heeft de Nationale Politie, eenheid Rotterdam, bestuurlijke rapportages opgesteld en aan verweerder gestuurd. De rapportages vermelden onder meer dat er in de avond/nacht van vrijdag 5 juni 2020 op zaterdag 6 juni 2020 en op zondag 7 juni 2020 omstreeks 02:00 geen beveiliger aanwezig was in [naam horecagelegenheid] . Ook in de avond/nacht van vrijdag 19 juni 2020 op zaterdag 20 juni 2020 was geen beveiliger aanwezig. Volgens de rapportage is verzoeker hierop aangesproken en heeft hij verklaard dat een portier niet nodig was, omdat er slechts 30 gasten binnen mochten zijn. Er is toen aan verzoeker meegedeeld dat een portier, op basis van het veiligheidsplan, voorgeschreven is. De rapportages vermelden verder dat er, in strijd met het veiligheidsplan, op alle avonden na 22:00 uur glaswerk aanwezig was op het terras. Voorts vermeldt de rapportage dat in de avond/nacht van zaterdag 20 juni 2020 op zondag 21 juni 2020 een groep bezoekers/gasten met glaswerk op het gevelterras stond.
1.4.
Bij brief van 24 juni 2020 heeft verweerder verzoekers meegedeeld dat hij gelet op de rapportages van 7 juni 2020 en 22 juni 2020 voornemens is [naam horecagelegenheid] voor de duur van twee weken te sluiten en zijn verzoekers in de gelegenheid gesteld hun zienswijze daaromtrent kenbaar te maken. Op 8 juli 2020 hebben verzoekers schriftelijk hun zienswijze ingediend.
2.1.
Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen. Hieraan ligt ten grondslag dat het niet aanwezig hebben van een beveiliger op vrijdagavond/zaterdagnacht en zaterdagavond/zondagnacht tussen 22:00 uur en 02:00 uur en de aanwezigheid van glaswerk op het terras in strijd is met de opgelegde maatwerkvoorschriften en het opgestelde veiligheidsplan. Daarbij heeft verweerder betrokken dat na het opleggen van de maatwerkvoorschriften, het eerdere voornemen om het café wegens herhaaldelijke overtredingen van het veiligheidsplan voor de duur van een week te sluiten en het verbeuren van dwangsommen, die niet zijn betaald, de wijze van exploiteren niet is veranderd en er geen maatregelen zijn genomen om overtredingen en inbreuk op de openbare orde en veiligheid tegen te gaan.
2.2.
Verweerder heeft besloten om de werking van het bestreden besluit op te schorten totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
3.1.
Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover de daartoe uit te voeren toetsing meebrengt dat de rechtmatigheid van het bestreden besluit wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat oordeel niet bindend voor de beslissing op bezwaar of in een eventuele beroepsprocedure.
3.2.
Gelet op het feit dat horecagelegenheden in zijn algemeenheid financieel zwaar zijn en worden geraakt door de Corona-maatregelen en de sluiting van [naam horecagelegenheid] voor de duur van twee weken ook verstrekkende financiële gevolgen kan hebben voor verzoekers, is de voorzieningenrechter van oordeel dat in dit geval sprake is van spoedeisend belang.
4.1.
Aan het bestreden besluit heeft verweerder, en dat is ter zitting ook bevestigd, uitsluitend ten grondslag gelegd dat de voorschriften uit het veiligheidsplan niet zijn nageleefd.
4.2
Verzoekers voeren, voor zover hier van belang, aan dat verweerder er rekening mee had moeten houden dat het veiligheidsplan is gebaseerd op een gemiddelde aanwezigheid van 75 personen in het café, terwijl er na de lockdown nog maar maximaal 30 personen aanwezig mochten zijn in het café. Dit maakt dat alles veel overzichtelijker is, degene achter de bar het publiek veel beter in de gaten kan houden en een beveiliger voor niets aan de deur staat. Bovendien is het financieel ook niet meer haalbaar een beveiliger in te huren, omdat dit bijna meer kost dan de omzet van de hele avond. Verzoekers stellen verder dat de plotselinge sluiting van het café in verband met Covid-19 en de opening die later volgde onvoldoende tijd gaf om het veiligheidsplan van te voren te laten aanpassen. Volgens verzoekers is het niet reëel dat verweerder hierop tijdig zou hebben gereageerd.
4.3.
Aan verzoekers is voor [naam horecagelegenheid] een vergunning verleend als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet. Gelet op artikel 2:28, tweede lid, van de APV hoeft het café daarom niet in het bezit te zijn van een exploitatievergunning. Op grond van artikel 2:28, vierde lid, van de APV heeft verweerder in dat geval de bevoegdheid om maatwerkvoorschriften te stellen tot bescherming van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en het milieu. Bij het in 1.1. genoemde besluit van 27 januari 2020 zijn aan verzoekers maatwerkvoorschriften opgelegd. Op grond van artikel 2:30, eerste lid, aanhef en onder b, van de APV kan verweerder, als een gesteld maatwerkvoorschrift als bedoeld in artikel 2:28, vierde lid, niet in acht is genomen, voor een inrichting een tijdelijke sluiting bevelen.
4.4.
Uit de bestuurlijke rapportages van 7 juni 2020 en 22 juni 2020 blijkt dat er in strijd met de maatwerkvoorschriften en het opgestelde veiligheidsplan in ieder geval in de avond/nacht van vrijdag 5 juni 2020 op zaterdag 6 juni 2020 en in de avond/nacht van vrijdag 19 juni 2020 op zaterdag 20 juni 2020 tussen 22:00 uur en 02:00 uur geen beveiliger aanwezig was in [naam horecagelegenheid] .
4.5.
Hoewel het veiligheidsplan is gebaseerd op een gemiddelde aanwezigheid van 75 personen in het café en er op de hiervoor genoemde avonden gelet op de toen geldende Corona-maatregelen maximaal 30 personen binnen aanwezig mochten zijn, betekent dit niet dat verzoekers eenzijdig konden bepalen dat zij zich op deze avonden niet aan het veiligheidsplan hoefden te houden. Het had op de weg van verzoekers gelegen om, als zij meenden dat het veiligheidsplan gelet op de toen geldende Corona-maatregelen moest worden aangepast, hierover in contact te treden met verweerder. Dit hebben zij niet gedaan. Dat verzoekers hiervoor onvoldoende tijd hadden, omdat zij plotseling dicht en weer open gingen en zij vooral bezig waren het café in te richten aan de hand van de Corona-richtlijnen van het RIVM, volgt de voorzieningenrechter niet. Verzoekers hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij vanaf het moment dat zij hoorden dat het café met ingang van 1 juni 2020 onder voorwaarden weer open mocht, niet in staat waren met verweerder contact op te nemen en over de voorschriften van het veiligheidsplan in overleg te treden.
4.6.
Verder blijkt uit de bestuurlijke rapportage van 22 juni 2020 dat ook op een ander punt, te weten de aanwezigheid van glaswerk op het terras, het veiligheidsplan niet is nageleefd. Zo is geconstateerd dat bezoekers in de avond/nacht van vrijdag 19 juni 2020 op zaterdag 20 juni 2020 en in de avond/nacht van zaterdag 20 juni 2020 op zondag 21 juni 2020 glaswerk op het gevelterras hadden, terwijl in het veiligheidsplan is opgenomen dat er na 22:00 uur geen glaswerk aanwezig mag zijn op het terras.
4.7.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter de tijdelijke sluiting van [naam horecagelegenheid] kunnen gelasten. Dat verweerder had moeten volstaan met een minder verstrekkende maatregel volgt de voorzieningenrechter niet. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat verweerder verzoekers al maatwerkvoorschriften heeft opgelegd ter bescherming van de openbare orde en het milieu in de nabije omgeving van het café en verweerder op 13 maart 2020 ook al een voornemen tot sluiting van [naam horecagelegenheid] heeft uitgebracht wegens het niet nakomen van de voorschriften uit het veiligheidsplan en daarmee het overtreden van het maatwerkbesluit. Hoewel verweerder uiteindelijk niet tot sluiting is overgegaan, hadden verzoekers dit wel als een waarschuwing kunnen zien.
5. Uit het voorgaande volgt dat in bezwaar het bestreden besluit naar verwachting in stand zal blijven, zodat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. Roozeboom, griffier. De uitspraak is gedaan op 4 augustus 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier is buiten staat De voorzieningenrechter is verhinderd te tekenen
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.