Op 25 juni 2020 vond er een mondelinge uitspraak plaats in de Rechtbank Rotterdam, waarbij de kantonrechter K.J. Bezuijen de bevoegdheid behandelde in een geschil tussen [verzoeker] en Grando Alexandrium B.V. Het verzoek werd digitaal behandeld via een Skype-zitting, in verband met de coronamaatregelen. [verzoeker], bijgestaan door zijn gemachtigde mr. N. Köse-Albayrak, had een verzoek ingediend dat betrekking had op een vermeende arbeidsovereenkomst met de verweerster, Grando Alexandrium B.V., vertegenwoordigd door mr. D.B. Muller.
De kantonrechter oordeelde dat er voldoende aanwijzingen waren dat er mogelijk een arbeidsovereenkomst bestond tussen partijen, waardoor de kantonrechter bevoegd was om het verzoek te behandelen. Tijdens de zitting werd ook het procedurele punt van de (juiste) procesinleiding besproken. De kantonrechter wees erop dat een procedure tot het verkrijgen van een verklaring voor recht niet via een verzoekschrift, maar door middel van een exploot van dagvaarding aanhangig gemaakt dient te worden. Dit leidde tot de beslissing dat de procedure voortgezet moest worden volgens de regels van de dagvaardingsprocedure.
De kantonrechter gaf [verzoeker] de opdracht om zijn processtuk te verbeteren of aan te vullen en stelde deadlines vast voor de indiening van de processtukken. De zaak werd verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukte het belang van de juiste procesinleiding en de bevoegdheid van de kantonrechter in arbeidsgeschillen, conform artikel 93 sub c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.