ECLI:NL:RBROT:2020:6819
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- A.P. Hameete
- M.L.F. de Leeuw
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake sluiting van bedrijfspand op grond van APV Rotterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 juli 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker wiens bedrijfspand voor twee weken gesloten was op bevel van de burgemeester van Rotterdam. Het bestreden besluit, dat op 21 juli 2020 was genomen, was gebaseerd op artikel 2:35 van de Algemene plaatselijke verordening Rotterdam (APV) en volgde op eerdere overtredingen door de verzoeker. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de sluiting en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij stelde dat de sluiting van zijn bedrijf ernstige financiële gevolgen zou hebben.
De voorzieningenrechter overwoog dat de verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat de sluiting van het pand zou leiden tot een onomkeerbare situatie. De voorzieningenrechter merkte op dat er geen acute (financiële) noodsituatie was aangetoond en dat de verzoeker onvoldoende spoedeisend belang had aangetoond voor de gevraagde voorlopige voorziening. De rechter benadrukte dat de voorlopige voorzieningenprocedure bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van de bezwaarprocedure een voorlopige maatregel te treffen, waarbij spoedeisendheid een belangrijke rol speelt.
Uiteindelijk werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd niet in een openbare zitting gedaan vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.