In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 juli 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de zorgregeling voor de minderjarigen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De ouders, hierna de moeder en de vader genoemd, hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen. De kinderrechter heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, die verzocht om wijziging van de zorgregeling. De GI heeft aangegeven dat de omgangsregeling met de vader opgeschort moet worden, omdat er zorgen zijn over de veiligheid van de kinderen en de samenwerking met de vader niet voldoende is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader momenteel bij het Leger des Heils woont, waar de kinderen niet op bezoek kunnen komen. De communicatie tussen de ouders verloopt problematisch, wat leidt tot stress voor de kinderen. De kinderrechter heeft in het belang van de minderjarigen besloten om het contact tussen de vader en de kinderen te ontzeggen voor de duur van de ondertoezichtstelling, met een maximum van drie maanden. Dit besluit is genomen om de veiligheid van de kinderen te waarborgen en om de vader de kans te geven om te werken aan zijn opvoedvaardigheden en samenwerking met de GI. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 17 juli 2020.