ECLI:NL:RBROT:2020:6814

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
30 juli 2020
Zaaknummer
C/10/599430 / JE RK 20-1853
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling in het belang van minderjarigen met betrekking tot contact tussen ouders en kinderen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 juli 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de zorgregeling voor de minderjarigen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De ouders, hierna de moeder en de vader genoemd, hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen. De kinderrechter heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, die verzocht om wijziging van de zorgregeling. De GI heeft aangegeven dat de omgangsregeling met de vader opgeschort moet worden, omdat er zorgen zijn over de veiligheid van de kinderen en de samenwerking met de vader niet voldoende is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader momenteel bij het Leger des Heils woont, waar de kinderen niet op bezoek kunnen komen. De communicatie tussen de ouders verloopt problematisch, wat leidt tot stress voor de kinderen. De kinderrechter heeft in het belang van de minderjarigen besloten om het contact tussen de vader en de kinderen te ontzeggen voor de duur van de ondertoezichtstelling, met een maximum van drie maanden. Dit besluit is genomen om de veiligheid van de kinderen te waarborgen en om de vader de kans te geven om te werken aan zijn opvoedvaardigheden en samenwerking met de GI. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 17 juli 2020.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/599430 / JE RK 20-1853
datum uitspraak: 9 juli 2020

beschikking wijzigen zorgregeling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Dordrecht,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2011 te [geboorteplaats minderjarige 1] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[naam minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2013 te [geboorteplaats minderjarige 2] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .
De moeder en de vader worden hierna ook wel de vrouw en de man genoemd.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 30 juni 2020 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het faxbericht van de GI van 10 juli 2020, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 9 juli 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- twee vertegenwoordigsters van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 1] en mw. [naam vertegenwoordigster 2] .
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de moeder,
- de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 10 september 2019 zijn [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 10 september 2020.
De voorzieningenrechter heeft bij kort geding van 17 augustus 2018 voor zover van belang de volgende zorgregeling vastgesteld, in die zin dat:
 de minderjarigen elke woensdag van 14.30 uur tot 18.30 uur bij de man verblijven, waarbij de man de minderjarigen uit school of de kinderopvang haalt en terugbrengt bij de vrouw, nadat ze bij de man hebben gegeten;
 de minderjarigen eens in de veertien dagen van vrijdag 17.00 uur (of in elk geval voor het sluiten van de school of kinderopvang om 18.30 uur) tot zondag 18.30 uur bij de man verblijven, waarbij de man de minderjarigen ophaalt uit school of de kinderopvang en de vrouw de minderjarigen bij de man ophaalt, nadat ze bij de man hebben gegeten.
De man en de vrouw zijn in januari 2019 in overleg met het wijkteam overeengekomen dat de minderjarigen voorlopig alleen elke woensdag bij de man verblijven.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft verzocht met spoed de door de voorzieningenrechter op 17 augustus 2018 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt te wijzigen in de zin dat de GI verzoekt tot het geheel opschorten van de omgangsregeling (naar de kinderrechter begrijpt: de zorgregeling) totdat met de vader voldoende samenwerking met de GI tot stand gekomen is, zodat blijkt of de vader zich aan de voorwaarden genoemd in het verzoekschrift op pagina 3 en 4 kan houden.
Bij beschikking van 30 juni 2020 heeft de kinderrechter bij spoedbeschikking de verdeling van de zorg- en opvoedtaken voor de duur van twee weken opgeschort en een verdere beslissing op het verzoek aangehouden.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De vader woont bij het Leger des Heils. De kinderen kunnen daar niet op bezoek komen bij de vader. Toch hebben er wel bezoekmomenten plaatsgevonden tussen de kinderen en de vader. De bezoeken vonden buitenshuis plaats. Het was onduidelijk waar de vader dan met de kinderen verbleef en wat hij met ze deed. De vader geeft hierover geen openheid van zaken en is tijdens de bezoekmomenten niet bereikbaar. In april 2020 is er in de thuissituatie bij de moeder Ambulante Spoedhulp (ASH) ingezet. Dit is positief verlopen. De communicatie tussen de ouders is echter nog een zorgelijk punt. De overdrachtsmomenten verlopen niet soepel en zorgen voor stress. De kinderen zitten hiertussen. De komende maanden zal gewerkt moeten worden aan contactopbouw tussen de vader en de kinderen. Hiervoor is noodzakelijk dat de vader bereikbaar is voor de GI en dat er zicht komt op waarom hij bepaalde keuzes maakt. Gekeken moet worden op welke wijze contactopbouw weer mogelijk is en wat daarin haalbaar is. Tot die tijd is van belang dat de bezoekmomenten met de vader worden opgeschort.

De beoordeling

De kinderrechter kan de hiervoor genoemde regeling op verzoek van de gecertificeerde instelling voor de duur van de ondertoezichtstelling wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is (artikel 1: 265g Burgerlijk Wetboek).
In beginsel heeft ieder kind recht op contact met zijn ouders en hebben ouders (met gezag) recht op contact met hun kinderen. De kinderrechter kan echter aanleiding zien om het contact tussen de ouder en het kind te beperken. Het contact van een ouder met een kind kan door de kinderrechter tijdelijk worden verboden indien het contact ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind. De kinderrechter is van oordeel dat hiervan sprake is.
Daarbij zijn meegewogen: de gewijzigde woonsituatie van de vader, het verloop van de contactmomenten en het verloop van de ondertoezichtstelling.
Vanwege een gebrek aan woonruimte bij de vader is de zorgregeling in januari 2019 in gezamenlijk overleg beperkt, in die zin dat de kinderen alleen op woensdag bij de vader verblijven. Inmiddels woont de vader bij het Leger des Heils, waar bezoeken met de kinderen niet kunnen plaatsvinden. Toch zijn de bezoekmomenten, sinds de vader de woning van zijn vriendin heeft verlaten en bij het Leger des Heils verblijft, wel gecontinueerd. Gedurende de bezoekmomenten is het onduidelijk waar de vader met de kinderen verblijft. De vader is zowel voor de moeder als voor de jeugdbeschermers onbereikbaar. Hierdoor ontbreekt het zicht op de bezoekmomenten en op de opvoedvaardigheden van de vader. Tevens is onduidelijk of de veiligheid van de kinderen voldoende wordt gewaarborgd.
Dat er zorgen zijn over de veiligheid van de kinderen gedurende hun verblijf bij de vader, volgt onder andere uit een politiemelding van een incident op 18 juni 2020, waarbij de vader met [voornaam minderjarige 1] was en ‘s avonds om 21.45 uur in aanwezigheid van een dronken vriend bij een bushalte op een agressieve en intimiderende toon tegen een buschauffeur praatte. [voornaam minderjarige 1] is hiervan geschrokken.
Tijdens het verloop van de ondertoezichtstelling is de houding van de vader verslechterd. De vader komt afspraken niet na, is onbereikbaar voor de GI en werkt niet mee aan de noodzakelijke hulpverlening. Hierdoor blijven de spanningen en escalaties gedurende de overgangsmomenten in stand en is evenmin verbetering zichtbaar in de verstoorde communicatie tussen de ouders. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] komen hierdoor klem te zitten tussen hun ouders.
Het (tijdelijk) ontzeggen van contact tussen een ouder en kind is een zeer ingrijpende maatregel. Gelet op het spoedeisende karakter van het verzoek en de zorgen over de veiligheid van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] is een dergelijke maatregel op dit moment in het belang van de kinderen noodzakelijk. De kinderrechter zal het contact tussen de vader en de kinderen beperken voor de duur van de ondertoezichtstelling met een maximum van drie maanden. Binnen die drie maanden zal bekeken moeten worden op welke wijze contactherstel vormgegeven kan worden, zodat er zicht komt op de veiligheid van de kinderen en de opvoedvaardigheden van de vader. Hiervoor is het van groot belang dat de vader bereikbaar is voor de GI, afspraken nakomt en meewerkt aan hulpverlening.

De beslissing

De kinderrechter:
wijzigt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en bepaalt deze als volgt:
ontzegt de vader het recht op contact met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] voor de duur van de ondertoezichtstelling, doch voor een periode van maximaal drie maanden;
wijst het verzoek voor het overige af;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2020 door mr. M.P. van der Stroom, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 17 juli 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.