In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 juli 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige [voornaam minderjarige]. De moeder, die al geruime tijd niet in staat is om een stabiele opvoedsituatie te bieden, heeft haar gezag feitelijk niet meer uitgeoefend. De minderjarige verblijft sinds juni 2019 bij de vader, die de zorg voor hem op zich heeft genomen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot voogdes te benoemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder, ondanks meerdere pogingen van de GI, niet meer betrokken is bij de opvoeding van de minderjarige en dat er sprake is van ernstige bedreiging van de ontwikkeling van de minderjarige. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek van de Raad gegrond is en heeft de voogdij aan de GI toegewezen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de moeder verantwoording moet afleggen over het vermogen van de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en hoger beroep kan binnen drie maanden worden ingesteld.