In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam diende, ging het om een geschil tussen een eiseres en Allianz Benelux N.V. over de dekking van een brandverzekering na een brandschade-incident op 26 juni 2018. De eiseres had een verzekeringsovereenkomst afgesloten met Allianz, maar na het uitblijven van betaling van de verzekeringspremie had Allianz de dekking geschorst. De rechtbank moest beoordelen of de aanmaning die Allianz op 4 juni 2018 had verstuurd, voldeed aan de eisen van artikel 7:934 BW. De eiseres stelde dat de aanmaning niet aan de wettelijke vereisten voldeed, omdat de betalingstermijn van 14 dagen niet correct was vermeld. Allianz betwistte dit en stelde dat de termijn correct was berekend.
De rechtbank oordeelde dat de aanmaning niet voldeed aan de eisen van artikel 7:934 BW, omdat de termijn van 14 dagen pas begint te lopen na ontvangst van de aanmaning. Aangezien er geen bewijs was dat de eiseres de aanmaning op de dag van verzending had ontvangen, was de aanmaning niet rechtsgeldig. Hierdoor kon Allianz de dekking onder de verzekeringsovereenkomst niet schorsen. De rechtbank concludeerde dat de schade die de eiseres had geleden als gevolg van het brandschade-incident onder de verzekeringsovereenkomst gedekt was.
De rechtbank heeft de vorderingen van de eiseres, waaronder een verklaring voor recht en een voorschot op schadevergoeding, toegewezen. Allianz werd veroordeeld tot betaling van een voorschot van € 7.500,00 en de proceskosten. De rechtbank benadrukte het belang van het strikt naleven van de wettelijke voorschriften voor aanmaningen, gezien de ernstige gevolgen voor de schuldenaar.