Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift, met producties, van [verzoeker] , op 25 juni 2020 ter griffie ontvangen;
- het verweerschrift gedateerd 15 juli 2020 van The Art Hotel, met producties.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen verzoeker, vertegenwoordigd door mr. L. van Luipen, en de besloten vennootschap The Art Hotel B.V. Het geschil betreft de aanzegvergoeding die verzoeker vordert op grond van artikel 7:668 BW, omdat hij van mening is dat zijn arbeidsovereenkomst stilzwijgend is verlengd en The Art Hotel niet aan haar aanzegverplichting heeft voldaan. Verzoeker was in dienst bij The Art Hotel als nachtreceptionist en zijn arbeidsovereenkomst was oorspronkelijk aangegaan voor een bepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst is per 1 mei 2020 voortgezet, maar er is onduidelijkheid over de voorwaarden van deze voortzetting. Verzoeker stelt dat hij niet tijdig is geïnformeerd over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst, terwijl The Art Hotel aanvoert dat er mondeling een verlenging is overeengekomen. De kantonrechter oordeelt dat The Art Hotel haar aanzegverplichting niet is nagekomen, omdat niet vaststaat dat de schriftelijke bevestiging van de verlenging op de juiste datum is overhandigd. De kantonrechter wijst de vordering van verzoeker toe en veroordeelt The Art Hotel tot betaling van de aanzegvergoeding van € 1.850,- netto, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Tevens wordt The Art Hotel veroordeeld in de proceskosten.