Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[gedaagde 1] ,
1..Het verloop van de procedure
2..Het geschil
3..Het verweer
4..De beoordeling
5..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 24 juli 2020, vorderde de Stichting Woonbron, vertegenwoordigd door Flanderijn Gerechtsdeurwaarders, betaling van een huurachterstand van € 1.182,16 van gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De gedaagden, die in persoon procedeerden, betwistten de vordering en stelden dat de huur wel betaald werd en dat er geen huurachterstand was. Ze voerden aan dat de deurwaarder te snel werd ingeschakeld zonder dat er eerst een betalingsherinnering was verzonden. Woonbron had de huurprijs vastgesteld op € 920,42 per maand, maar gedaagden stelden dat deze huurprijs te hoog was in verhouding tot de kwaliteit van de woning.
De procedure begon met een dagvaarding op 18 mei 2020, gevolgd door een mondelinge behandeling op 10 juli 2020. Tijdens deze behandeling was [gedaagde 1] niet verschenen, wat leidde tot de conclusie dat zijn verweer onvoldoende onderbouwd was. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand van € 1.182,16 door Woonbron voldoende was aangetoond, ondanks de betwisting door gedaagden. De rechter wees de vordering van Woonbron toe, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagden werden ook veroordeeld in de proceskosten.
De beslissing van de kantonrechter hield in dat gedaagden hoofdelijk moesten betalen aan Woonbron, met een totaalbedrag van € 1.585,37 aan achterstallige huur en bijkomende kosten. Dit vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.