ECLI:NL:RBROT:2020:6739

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 juli 2020
Publicatiedatum
28 juli 2020
Zaaknummer
8557065 CV EXPL 20-17950
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en betalingsverplichting in huurovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 24 juli 2020, vorderde de Stichting Woonbron, vertegenwoordigd door Flanderijn Gerechtsdeurwaarders, betaling van een huurachterstand van € 1.182,16 van gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De gedaagden, die in persoon procedeerden, betwistten de vordering en stelden dat de huur wel betaald werd en dat er geen huurachterstand was. Ze voerden aan dat de deurwaarder te snel werd ingeschakeld zonder dat er eerst een betalingsherinnering was verzonden. Woonbron had de huurprijs vastgesteld op € 920,42 per maand, maar gedaagden stelden dat deze huurprijs te hoog was in verhouding tot de kwaliteit van de woning.

De procedure begon met een dagvaarding op 18 mei 2020, gevolgd door een mondelinge behandeling op 10 juli 2020. Tijdens deze behandeling was [gedaagde 1] niet verschenen, wat leidde tot de conclusie dat zijn verweer onvoldoende onderbouwd was. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand van € 1.182,16 door Woonbron voldoende was aangetoond, ondanks de betwisting door gedaagden. De rechter wees de vordering van Woonbron toe, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagden werden ook veroordeeld in de proceskosten.

De beslissing van de kantonrechter hield in dat gedaagden hoofdelijk moesten betalen aan Woonbron, met een totaalbedrag van € 1.585,37 aan achterstallige huur en bijkomende kosten. Dit vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8557065 CV EXPL 20-17950
uitspraak: 24 juli 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de stichting
Stichting Woonbron,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn Gerechtsdeurwaarders,
tegen

1..[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.[gedaagde 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
die procederen in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Woonbron’ en ‘ [gedaagde 1] c.s.’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 18 mei 2020, met producties;
de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van [gedaagde 1] c.s.;
een e-mailbericht van de zijde van [gedaagde 1] c.s. d.d. 10 juni 2020;
akte vermindering van eis;
het tussenvonnis van 11 juni 2020 waarin een mondelinge behandeling van partijen is bepaald;
faxbericht met productie van de zijde van Woonbron d.d. 26 juni 2020;
het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 10 juli 2020.
Het vonnis is bepaald op heden.

2..Het geschil

2.1
Woonbron vordert – na eisvermindering - dat [gedaagde 1] c.s. bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan Woonbron van een bedrag van € 1.182,16, zijnde de verschuldigde huurtermijnen tot en met juni 2020, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, een bedrag van € 403,21 aan buitengerechtelijke incassokosten en veroordeling van [gedaagde 1] c.s. in de proceskosten.
2.2
Woonbron heeft het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd. Zij verhuurt aan [gedaagde 1] c.s. de woning aan het adres [adres] te Rotterdam (hierna: ‘het gehuurde’ en/of ‘de woning’). Uit de huurovereenkomst vloeit voort dat [gedaagde 1] c.s. een verplichting heeft tot het betalen van een huurprijs van thans € 920,42 per maand. Hij is deze verplichting echter niet nagekomen. Woonbron heeft nakoming gevorderd van de betalingsverplichting die uit de huurovereenkomst voortvloeit.

3..Het verweer

3.1
[gedaagde 1] c.s. betwist de vordering. De huur wordt wel betaald en er is geen sprake van een huurachterstand. Als de huur een keer te laat betaald wordt, dan wordt de deurwaarder gelijk ingeschakeld zonder dat er eerst een betalingsherinnering wordt verzonden. Volgens [gedaagde 1] c.s. bestaat het door Woonbron gevorderde bedrag alleen uit rente. Bovendien is [gedaagde 1] c.s. van mening dat de huurprijs te hoog is in verhouding tot de kwaliteit van het gehuurde.

4..De beoordeling

4.1
Tussen partijen is in geschil of er een huurachterstand is. Bij faxbericht d.d. 26 juni 2020 en ter zitting is door Woonbron gesteld dat de huurachterstand tot en met de maand juni 2020 € 1.182,16 bedraagt. Het bestaan van een huurachterstand is door [gedaagde 1] c.s. betwist, maar hij heeft dit niet met concrete feiten onderbouwd. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is [gedaagde 1] , hoewel behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering niet verschenen. Zijn verweer wordt dan ook als onvoldoende onderbouwd verworpen en de vordering van Woonbron zal worden toegewezen.
4.2
De gevorderde wettelijke rente zal eveneens worden toegewezen, nu daartegen geen nader verweer is gevoerd.
4.3
Woonbron maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Voldoende gebleken is dat voldaan is aan de wettelijke vereisten, zodat ook het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen.
4.4
[gedaagde 1] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk, des dat de een betalend de ander voor een gelijk deel zal zijn bevrijd, om aan Woonbron te betalen € 1.585,37 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand juni 2020 en kosten, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 1.182,16 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk, des dat de een betalend de ander voor een gelijk deel zal zijn bevrijd, in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Woonbron vastgesteld op € 105,09 aan dagvaardingskosten, € 499,- aan griffierecht en € 360,- aan salaris voor de gemachtigde van Woonbron;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Freese en uitgesproken door mr. S.H. Poiesz ter openbare terechtzitting.
43416