ECLI:NL:RBROT:2020:6726

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juli 2020
Publicatiedatum
28 juli 2020
Zaaknummer
8634942 VV EXPL 20-263
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering in kort geding tegen niet verschenen werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 27 juli 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, Stichting Leonidas facilitair Rotterdam, die niet is verschenen. De werknemer vorderde betaling van achterstallig loon over de periode van september 2019 tot en met mei 2020, in totaal € 8.700,00 netto, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente. De werknemer was in dienst op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die eindigde op 31 mei 2020, met een overeengekomen loon van € 1.300,- netto per maand.

De gemachtigde van de werknemer heeft Leonidas op 10 juni 2020 gesommeerd tot betaling van het achterstallige loon, maar er is geen betaling ontvangen. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 juli 2020, die via een beeldverbinding plaatsvond, was alleen de werknemer aanwezig, terwijl Leonidas niet verschenen was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding aan de wettelijke eisen voldeed en heeft verstek verleend tegen Leonidas.

De kantonrechter oordeelde dat de werknemer een spoedeisend belang had bij zijn vordering, gezien de aard van de zaak, en dat de vordering niet onrechtmatig of ongegrond was. De rechter heeft de vordering toegewezen en Leonidas veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente, alsook de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Leonidas onmiddellijk aan de veroordelingen moet voldoen, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8634942 VV EXPL 20-263
uitspraak: 27 juli 2020
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
gemachtigde: mr. N.R. Riedijk,
tegen
de stichting
Stichting Leonidas facilitair Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
die niet is verschenen.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiser] ’ (eiser) en ‘Leonidas’ (gedaagde).

1..Het verloop van de procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
- het exploot van dagvaarding met producties, uitgebracht op 10 juli 2020.
1.2
De mondelinge behandeling heeft op 23 juli 2020 plaatsgevonden overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid via een beeld- en geluidverbinding met het programma Skype voor bedrijven. [eiser] is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. Leonidas is niet verschenen. De gemachtigde van [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling de vordering toegelicht. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader (vervroegd) bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1
[eiser] is op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een looptijd tot en met 31 mei 2020, in dienst geweest bij Leonidas. Het overeengekomen loon bedraagt
€ 1.300,- netto per maand, inclusief vakantietoeslag.
2.2
Bij brief van 10 juni 2020 heeft de gemachtigde van [eiser] Leonidas gesommeerd tot betaling van achterstallig loon over de periode september 2019 tot en met mei 2020.
2.3
[eiser] heeft geen betaling ontvangen.

3..Het geschil

3.1
[eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, Leonidas te veroordelen - verkort weergegeven - aan [eiser] te voldoen
€ 8.700,00 netto aan achterstallig loon te vermeerderen met € 4.350,00 aan wettelijke verhoging op grond van artikel 7:625 BW en met de wettelijke rente vanaf het opeisbaar worden tot de dag van volledige betaling en met veroordeling van Leonidas in de proceskosten (waaronder begrepen de nakosten).
3.2
Aan de vordering heeft [eiser] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag gelegd dat Leonidas gehouden is tot nakoming van haar betalingsverplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst waarmee zij in gebreke is gebleven door het restant achterstallig loonbedrag ad € 3.500,00 over de periode september 2019 tot en met januari 2020 en het volledige loonbedrag over de periode februari 2020 tot en met mei 2020 niet te voldoen. Omdat het verschuldigde loon niet (tijdig) is voldaan heeft [eiser] recht op de wettelijke verhoging op grond van artikel 7:625 BW en de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW.
3.3
Leonidas is hoewel daartoe deugdelijk te zijn opgeroepen niet ter zitting verschenen en heeft geen verweer gevoerd.

4..De beoordeling

4.1
De kantonrechter stelt vast dat bij de dagvaarding de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen, zodat tegen Leonidas verstek zal worden verleend.
4.2
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiser] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat spoedeisend belang is reeds vanwege de aard van de vordering (betaling van loon) gegeven, zodat [eiser] in zoverre ontvankelijk is in zijn vordering.
4.3
Het gevorderde komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen, een en ander voor zover hierna niet anders blijkt.
4.4
De proceskosten komen voor rekening van Leonidas omdat zij in het ongelijk wordt gesteld. De proceskosten aan de zijde van [eiser] worden vastgesteld op € 499,00 aan griffierecht, € 106,47 aan dagvaardingskosten en € 480,00 aan salaris voor de gemachtigde van [eiser] . De apart gevorderde nakosten zijn eveneens toewijsbaar.
4.5
Dit vonnis wordt, zoals [eiser] vordert, ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard. Dit betekent dat Leonidas aan de veroordelingen moet voldoen, ook als, in hoger beroep wordt gegaan tegen dit vonnis.

5..De beslissing

De kantonrechter,
rechtdoende in kort geding:
verleent verstek tegen Leonidas, die niet verschenen is;
veroordeelt Leonidas om aan [eiser] te betalen het bruto equivalent van € 8.700,00 netto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging op grond van artikel 7:625 BW en de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW, gerekend vanaf het moment van opeisbaarheid van de loonbedragen tot aan de dag van volledige betaling;
veroordeelt Leonidas in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 499,00 aan griffierecht, € 106,47 aan dagvaardingskosten en € 480,00 aan salaris voor de gemachtigde van [eiser] , en indien Leonidas niet binnen veertien dagen na aanschrijving vrijwillig aan dit vonnis heeft voldaan, begroot op € 120,00 aan nakosten. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nakosten nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
34650