ECLI:NL:RBROT:2020:6716

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juli 2020
Publicatiedatum
28 juli 2020
Zaaknummer
10/754502-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van mensensmokkel van zeven personen onder inhumane omstandigheden in een koeltrailer

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 juli 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van mensensmokkel. De verdachte, een vrachtwagenchauffeur, werd ervan beschuldigd zeven personen met Iraakse of Koeweitse nationaliteit in zijn koeltrailer te vervoeren, terwijl zij zich onder inhumane omstandigheden bevonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 30 april 2019, tijdens een uitreiscontrole in Hoek van Holland, deze vreemdelingen in zijn trailer had vervoerd zonder dat hij zich hiervan bewust was. De verdachte had eerder die dag drie stops gemaakt in Nederland en had verklaard dat hij op het moment van de ontmoeting met een medeverdachte, [naam medeverdachte], niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de vreemdelingen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van drie jaar, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 32 maanden op, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen van mensensmokkel, maar sprak de verdachte vrij van de strafverzwarende omstandigheid van levensgevaar. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een blanco strafblad. De rechtbank concludeerde dat de verdachte uit winstbejag had gehandeld, maar dat dit niet in strafverzwarende zin meegewogen kon worden, omdat het niet noodzakelijk was voor de bewezenverklaring van het feit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/754502-19
Datum uitspraak: 27 juli 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak
tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
wonende op het door verdachte opgegeven adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] te [land verdachte] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsvrouw mr. S. Schilder, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 juli 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. M. Blom, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het laste gelegde feit, met uitzondering van de strafverzwarende omstandigheid dat van het ten laste gelegde feit levensgevaar te duchten is geweest;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Door de raadsvrouw is vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe is – kort gezegd – het volgende aangevoerd.
De verdachte rijdt al 20 jaar als vrachtwagenchauffeur zonder enige problemen en daarbij gaat hij ook regelmatig naar Groot-Brittannië. Op de dag van het ten laste gelegde feit, 30 april 2019, heeft hij 3 stops in Nederland gemaakt, bij de Strubben, bij Aanschoten en bij het Shell Tankstation aan de A20. Bij het tankstation heeft hij een extra slot aangebracht op de trailer en heeft hij geconstateerd dat het zegel nog intact was. Hij heeft alleen zijn vrachtwagencombinatie verlaten toen hij een ontmoeting had met de Belg [naam medeverdachte] , om te praten over auto’s. Ze zijn toen naar een Turks restaurant gegaan om koffie te drinken. De verdachte vermoedt dat de vreemdelingen op dat moment in zijn trailer zijn geklommen, zonder dat hij hier van af wist.
Het feit dat de smokkelaar volgens de verklaring van vreemdeling [naam vreemdeling 1] kennelijk haast had, ondersteunt de verklaring van de verdachte dat hij voor een korte tijd weg van de vrachtwagen was om met [naam medeverdachte] over auto’s te praten.
Alle personen die in de trailer van de verdachte zijn aangetroffen, wijzen een Soedanees/Somaliër als de smokkelaar aan. De verdachte is geen Soedanees of Somaliër en heeft ook niet de uiterlijke kenmerken die zijn beschreven door de vreemdelingen. Evenmin spreekt de verdachte Arabisch, de taal waarin de smokkelaar met de vreemdelingen communiceerde. Bovendien heeft geen van de personen die zijn aangetroffen in de trailer van de verdachte, de chauffeur vooraf gezien, dan wel gesproken.
De voiceberichten die in de telefoon van de verdachte zijn aangetroffen, zijn gesprekken die gaan over het kopen van een aantal auto’s en niet over het aantal personen dat hij zou vervoeren. [naam medeverdachte] sprak gebrekkig Pools en de verdachte spreekt een dialect, waardoor de voiceberichten totaal verkeerd geïnterpreteerd zijn.
Tot slot gaat het bruine papiertje met aantekeningen dat in de cabine van de vrachtwagen van de verdachte is aangetroffen over de plaatsen waar de pallets ingeladen moesten worden in verband met het gelijk verdelen van het gewicht in de trailer.
Levensgevaar is niet bewezen en van medeplegen is geen sprake, nu niet blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking van twee of meer personen aan het delict, waarbij de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is.
De verdachte dient ook te worden vrijgesproken van het onderdeel winstbejag, nu het primaire standpunt is dat de verdachte zich niet heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde mensensmokkel.
Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat het onderdeel winstbejag niet relevant is, nu er enkel sprake is van het behulpzaam zijn bij de doorreis door Nederland.
Meer subsidiair kan niet bewezen worden verklaard dat de verdachte het feit uit winstbejag zou hebben begaan.
4.1.2.
Beoordeling door de rechtbank
Wetenschap aanwezigheid vreemdelingen
Op 30 april 2019 vond te Hoek van Holland een uitreiscontrole van het vrachtverkeer plaats voor de ferry richting Harwich, Groot-Brittannië. In de koeltrailer van de vrachtwagen van de verdachte werden zeven personen met de Iraakse dan wel Koeweitse nationaliteit aangetroffen. De trailer was voorzien van een plastic zegel en een slot dat om de buizen van de trailerdeur zat.
De verdachte heeft het vlees, volgens zijn eigen verklaring - in zijn functie van vrachtwagenchauffeur -, op 29 april 2019 ingeladen in Poznan, Polen en is via Duitsland naar Nederland gereden. Uit de ritreconstructie blijkt dat de verdachte in Nederland drie stops heeft gemaakt. Twee keer op een parkeerplaats, te weten de Strubben en Aanschoten, en één keer op de parkeerplaats achter Shell tankstation Maatveld. Op parkeerplaats de Strubben heeft de verdachte van 17:52 uur tot 18:09 uur gestaan, op parkeerplaats Aanschoten van 18:16 uur tot 18:57 uur en op de parkeerplaats achter de Shell van 19:59 uur tot 20:02 uur. Omstreeks 20:50 uur is de verdachte bij de grensdoorlaatpost te Hoek van Holland gearriveerd.
In de telefoon van de verdachte zijn de volgende afbeeldingen aangetroffen:
  • een afbeelding met tijdstempel 28 april 2019 om 20:57 uur met daarop hectometerpaal 59,6 langs de A1. Deze paal staat ter hoogte van Aanschoten, Voorthuizen;
  • een screenshot met tijdstempel 29 april 2019 om 21:14 uur van een locatie op de A1 te Uddel met daarop een rode prikker afgebeeld met de tekst “ [naam tekst] )”. Uddel betreft de gemeente waarin parkeerplaats de Strubben is gelegen;
  • een afbeelding met tijdstempel 30 april 2019 om 17:28 uur van een verkeersbord met plaatsaanduiding Aanschoten;
  • een afbeelding met tijdstempel 30 april 2019 om 17:58 uur van een auto op een vrachtwagenrustplaats. Op de afbeelding is te zien dat er een man in de auto zit. Deze man blijkt de vreemdeling [naam vreemdeling 2] te zijn, die later in de koeltrailer van de verdachte is aangetroffen.
Verder zijn op de telefoon van de verdachte de volgende spraakberichten aangetroffen van en naar “ [naam medeverdachte] ”:
- Inkomend voicebericht op 29 april 2019 om 14:12 uur:
“Ook kan het, als je 4 wil, 6. Het is geen probleem. Goed? Die mensen gaan stil zitten, praten niet, niks, nul, Goed, broer, Daarom slaapt nu hier 7 dagen in hotel. Ik zeg, goed [...]”
- Uitgaand voicebericht op 29 april 2019 om 14:58 uur:
“Dus uiteindelijk hoeveel zijn er? Er zouden er 8 zijn? Ik kan 8 meenemen. Geen probleem.
Want later weet ik niet wanneer ik daar zal gaan rijden. Dus als je er acht hebt, kom maar dan op met die acht. ”
- Uitgaand voicebericht op 29 april 2019 om 21:48 uur:
“Zo, ik heb 't ingeladen. Ik ga je morgen vertellen, als ik ’s ochtend ga vertrekken, want nu ben ik aan het 3 uur nog rijden. Ik ga pauze nemen. En ’s morgens als ik ga vertrekken dan ga ik uren berekenen en dan ga ik jouw vertellen hoe laat ik daar ben. Zeker ergens om, weet ik niet, 5, 6, misschien 4. Nou, we zien het wel. Morgen weet ik het.”
De verdachte heeft over [naam medeverdachte] verklaard dat dit [naam medeverdachte] uit België betreft en dat het gesprek in de voiceberichten gaat over het kopen van auto’s. Over de “
mensen(die)
gaan stil zitten” heeft de verdachte verklaard dat dit gaat om mensen waarmee [naam medeverdachte] samenwerkt, die niets gaan doen in de tussentijd. Ook heeft de verdachte verklaard dat zij elkaar hebben ontmoet op de tweede parkeerplaats en dat zij kort naar een restaurant in de buurt zijn gegaan, terwijl de vrachtwagen op de parkeerplaats stilstond. De verdachte heeft tijdens zijn eerste verklaring gesproken over een tankstation waar zij koffie zouden gaan drinken. De verdachte heeft tijdens zijn derde verhoor verklaard dat dit een “burger” betrof, iets waar je broodjes kunt eten en dat het ging om een Kebab-bar/Turkse bar, en ter terechtzitting sprak de verdachte over een Turks restaurant. Die bar of restaurant zou op 50 à 100 meter van de eerste afrit na de parkeerplaats zijn gelegen. De politie heeft daar echter geen Turks restaurant gevonden.
Volgens de verdachte is hij door [naam medeverdachte] van de vrachtwagen vandaan gelokt, zodat er gelegenheid was om zonder wetenschap van de verdachte de vreemdelingen in zijn trailer te laten.
Voorts heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat het zegel, de zogenaamde plomba, herbruikbaar is. Het is dus mogelijk, aldus de verdachte, dat het zegel wordt geopend, de deuren van de trailer worden geopend en gesloten, waarna de zegel opnieuw op de trailer wordt geplaatst.
De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat de chauffeur van een vrachtwagen vreemdelingen in zijn lading aanwezig heeft, in combinatie met andere verdachte omstandigheden - zoals de hiervoor genoemde voiceberichten en afbeeldingen - wijst op betrokkenheid en wetenschap van de chauffeur bij het vervoer van deze vreemdelingen. Dat kan anders zijn indien de verdachte daarvoor een andersluidende plausibele en verifieerbare verklaring geeft. In dat verband mag van de chauffeur worden verwacht dat hij inzicht geeft in zijn reisbewegingen, handelingen en gang van zaken rond het transport.
De rechtbank is van oordeel dat het door de verdachte geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden. In de voiceberichten wordt duidelijk gesproken over 4 tot 8 personen die stil zullen zitten, niet praten en slapen. Het is ongeloofwaardig dat die conversatie gaat over auto’s, ook wanneer een eventuele taalbarrière de communicatie tussen de verdachte en [naam medeverdachte] zou beïnvloeden. De in de telefoon van de verdachte aangetroffen afbeeldingen en het aangetroffen bruine papier ondersteunen deze uitleg van de voiceberichten. Voorts past de verdachte het verhaal over de stops in Nederland en het uitstapje naar het Turkse restaurant steeds aan, aan de onderzoeksresultaten waar hij op dat moment door de politie mee wordt geconfronteerd.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het dan ook op basis van voornoemde feiten en omstandigheden niet anders zijn, dan dat de vreemdelingen conform een afspraak met [naam medeverdachte] in de koeltrailer van de door verdachte bestuurde vrachtwagen zijn geklommen, dat de verdachte op de hoogte moet zijn geweest van de aanwezigheid van de vreemdelingen in de trailer van zijn vrachtwagen en dat het zijn bedoeling was dat zij - met zijn medeweten en toestemming - door hem naar Engeland zouden worden vervoerd.
Medeplegen
Nu uit het dossier voldoende blijkt dat de verdachte in ieder geval contact onderhield met [naam medeverdachte] over het aantal personen, kennelijk instructies kreeg met betrekking tot de ontmoetingsplaats(en) en hem daadwerkelijk heeft ontmoet op (één van) die ontmoetingsplaats(en), oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en deze [naam medeverdachte] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen wettig en overtuigend bewezen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich - samen met een ander - heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van mensensmokkel.
Winstbejag
De rechtbank acht eveneens bewezen dat de verdachte behulpzaam is geweest bij het verblijf van de vreemdelingen in Nederland en het zich verschaffen van verblijf in
Groot-Brittannië en dat hij dit uit winstbejag heeft gedaan. Van winstbejag is sprake indien het handelen van de dader is ingegeven door een gerichtheid op verrijking, waarbij het niet noodzakelijk hoeft te gaan om een op geld waardeerbaar voordeel en evenmin bepalend is of het beoogde voordeel daadwerkelijk is behaald. Voldoende is dat de dader op verrijking uit is geweest. De term winstbejag strekt er toe om handelen met zuiver ideële motieven uit de werkingssfeer van artikel 197a lid 2 van het Wetboek van Strafrecht te houden.
Van zuiver ideële motieven aan de zijde van de verdachte is niet gebleken en gelet op de risico’s die samenhangen met mensensmokkel en die verdachte heeft genomen met zijn handelen, is de rechtbank van oordeel dat het onwaarschijnlijk is dat hij deze risico’s heeft genomen zonder daarvoor betaald te krijgen.
In de uitoefening van ambt of beroep als chauffeur
De verdachte is vrachtwagenchauffeur van beroep en heeft in die hoedanigheid het vleestransport van 30 april 2019 uitgevoerd. Derhalve acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit in de uitoefening van ambt of beroep als chauffeur heeft gepleegd.
Levensgevaar
De rechtbank volgt het standpunt van de officier van justitie en de verdediging dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat als gevolg van het bewezen verklaarde levensgevaar voor de gesmokkelden te duchten is geweest. De verdachte zal van dit onderdeel (partieel) worden vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
Het tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van de strafverzwarende omstandigheid ‘levensgevaar’.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, op 30 april 2019 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander, als vrachtwagenchauffeur,
anderen, te weten zeven, personen met de Iraakse of Koeweitse nationaliteit,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten Groot-Brittannië en genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
en
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten Groot-Brittannië en genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
door
- bovengenoemde personen in de koelwagen van zijn, verdachtes, vrachtwagen (tussen de kip) te vervoeren door Nederland richting Hoek van Holland om vervolgens de boot naar Groot-Brittannië te nemen en (aldus) de doorreis en/of het transport en/of toegang door/naar en/of het verblijf in Nederland en Groot-Brittannië gefaciliteerd
terwijl hij, verdachte en zijn mededader, wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis of dat verblijf wederrechtelijk was,
en dit feit werd begaan in de uitoefening van zijn beroep (van vrachtwagenchauffeur).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
eendaadse samenloop van
mensensmokkel, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen in de uitoefening van enig ambt of beroep, meermalen gepleegd
en
een ander uit winstbejag gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het zich verschaffen van verblijf in Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen in de uitoefening van enig ambt of beroep, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de mensensmokkel van zeven personen, door hen in de koeltrailer van een vrachtwagen, te vervoeren, met als bestemming Groot-Brittannië. Hoewel uit het dossier niet naar voren is gekomen dat sprake is geweest van direct levensgevaar, zaten de betrokkenen onder inhumane omstandigheden in de koeltrailer. Zij zaten immers met z’n drieën of vieren in een klein hoekje gepropt, in de kou. Indien er zich een calamiteit had voorgedaan - zoals een ongeluk of onwel worden - hadden zij opgesloten gezeten, met alle mogelijke gevolgen van dien. De verdachte heeft daar niets aan gelegen laten liggen en uit winstbejag gehandeld, waarbij hij alleen zijn eigen gewin voor ogen heeft gehad.
Door mensensmokkel wordt niet alleen het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie doorkruist, maar wordt ook bijgedragen aan een illegaal circuit. De handelwijze van de verdachte ondermijnt dit beleid en veroorzaakt onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Ook leiden dit soort feiten gemakkelijk tot vormen van uitbuiting en misbruik van kwetsbare personen.
In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte dit feit in vereniging heeft begaan met meerdere personen, gedurende de uitoefening van zijn beroep als vrachtwagenchauffeur en dat de gesmokkelden onder inhumane omstandigheden in de koeltrailer zaten.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd houdt de rechtbank niet in strafverzwarende zin rekening met het feit dat de verdachte uit winstbejag heeft gehandeld. Sinds 1 januari 2005 maakt het vereiste van winstbejag geen deel meer uit van de delictsomschrijving uit artikel 197a lid 1 Sr (de hulp bij illegale binnenkomst en doorreis), maar wel van de delictsomschrijving uit artikel 197a lid 2 Sr (de hulp bij illegaal verblijf). Voor een veroordeling op grond van lid 1 hoeft dus niet te worden bewezen dat uit winstbejag is gehandeld, terwijl dat bij lid 2 wel moet. In beginsel kan daarom bij een veroordeling op grond van lid 1, als blijkt dat niet alleen aan de delictsomschrijving is voldaan, maar ook nog uit winstbejag is gehandeld, dat winstbejag in strafverhogende zin worden meegewogen. Dat is bij lid 2 anders, omdat daar winstbejag onderdeel uitmaakt van de delictsomschrijving.
Onder verblijf wordt verstaan: het elk zich ophouden in Nederland of een ander land genoemd in artikel 197a Sr, ook zonder duurzaam karakter (zie HR 1 oktober 2003, ECLI:NL:HR:AL3537). Dit betekent dat het begrip verblijf dusdanig ruim dient te worden uitgelegd, dat in de praktijk geen of nauwelijks gevallen denkbaar zijn waarin wel sprake is van hulp bij de illegale binnenkomst en doorreis, maar geen sprake is van hulp bij illegaal verblijf. Wanneer dus sprake is van uit winstbejag behulpzaam zijn bij illegaal verblijf en ook is gebleken van behulpzaamheid bij de illegale doorreis en/of binnenkomst, kan het in de praktijk vrijwel niet anders dan dat de verdachte ook ten aanzien van laatstgenoemde vormen van hulp uit winstbejag heeft gehandeld. In deze gevallen zal de rechtbank in beginsel daarom niet in strafverzwarende zin meewegen dat de verdachte heeft gehandeld uit winstbejag, behoudens in uitzonderlijke gevallen. Daarvan is in het onderhavige geval niet gebleken.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het feit dat sprake is van een blanco strafblad.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van langere duur. Bij de bepaling daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank komt hierbij uit op een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank - anders dan de officier van justitie - niet in strafverzwarende zin rekening houdt met het feit dat de verdachte uit winstbejag heeft gehandeld.
De verdediging heeft verzocht - in geval van een veroordeling - te volstaan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van de door de verdachte ondergane voorlopige hechtenis. Hiervoor ziet de rechtbank geen aanleiding, gelet op de ernst van de feiten.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 55 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 32 (tweeëndertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en A.M. van der Leeden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 30 april 2019 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
als vrachtwagenchauffeur,
een ander of anderen, te weten zeven, althans één of meer, personen met de Iraakse en/of Koeweitse nationaliteit, althans van buitenlandse afkomst,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten Groot-Brittannië en/of genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
en/of
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten Groot-Brittannië en/of genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
door
- bovengenoemde personen in de koelwagen van zijn, verdachtes, vrachtwagen (tussen de kip) te (laten) vervoeren door Nederland richting Hoek van Holland om vervolgens de boot naar Groot-Brittanië te nemen, en/of
- een ticket aan te schaffen voor de ferry (Stena Line) van Hoek van Holland naar Groot-Brittannië
en (aldus) de doorreis en/of het transport en/of toegang door/naar en/of het verblijf in Nederland en/of Groot-Brittannië georganiseerd en/of gefaciliteerd en/of gecoördineerd
terwijl hij, verdachte en zijn mededader(s), wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis of dat verblijf wederrechtelijk was,
en/of dit feit werd begaan in de uitoefening van zijn ambt of beroep (van vrachtwagenchauffeur) en/of
terwijl daarvan levensgevaar voor een of meer ander(en), te weten genoemde zeven personen van Iraakse en/of Koeweitse, althans buitenlandse afkomst, te duchten was.