In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 juli 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat er gerede twijfel bestond over de betrouwbaarheid van de herkenningen door de getuigen. De zaak draaide om een steekincident dat plaatsvond op 21 juni 2016 in Vlaardingen, waarbij twee aangevers verwondingen opliepen door een schroevendraaier. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte schuldig werd verklaard en een taakstraf zou krijgen, maar de verdediging betwistte de betrokkenheid van de verdachte en stelde dat de herkenningen onbetrouwbaar waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de getuigen, die de verdachte herkenden, mogelijk beïnvloed waren door een familiefoto die kort na het incident was verspreid. Dit leidde tot de conclusie dat de herkenningen niet als wettig en overtuigend bewijs konden worden aangemerkt. De rechtbank benadrukte dat er geen forensisch bewijs was en dat de telefoongegevens van de verdachte niet waren onderzocht. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de dader was, en heeft hij daarom vrijspraak gekregen.
Daarnaast heeft de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd. De kosten die de benadeelde partij had gemaakt, werden begroot op nihil. De uitspraak benadrukt het belang van betrouwbare bewijsvoering in strafzaken en de zorgvuldigheid die vereist is bij getuigenverklaringen.