ECLI:NL:RBROT:2020:6686
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming gehuurde wegens huurachterstand
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Havensteder en een gedaagde, die in persoon procedeerde. De Stichting Havensteder had de gedaagde gedagvaard wegens huurachterstand en verzocht om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De procedure begon met een dagvaarding op 8 januari 2020, waarna een tussenvonnis op 15 mei 2020 volgde. In dit tussenvonnis werd de beslissing over de ontbinding en ontruiming aangehouden, zodat Havensteder de gelegenheid kreeg om aan te geven of er een betalingsregeling was getroffen met de gedaagde. Havensteder meldde dat de Kredietbank Rotterdam een bedrag van € 2.197,57 voor de vordering op de gedaagde had gereserveerd, maar er was geen concrete betalingsregeling tot stand gekomen.
De kantonrechter overwoog dat de gedaagde tekortgeschoten was in haar betalingsverplichtingen en dat de huurachterstand niet als gering kon worden aangemerkt. De gedaagde had weliswaar persoonlijke financiële problemen aangevoerd, maar deze omstandigheden rechtvaardigden niet dat zij niet aan haar huurbetalingsverplichtingen hoefde te voldoen. Het niet tijdig betalen van de huur is een essentiële verplichting voor de huurder, en de kantonrechter concludeerde dat de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde toewijsbaar waren. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op 14 dagen.
De kantonrechter veroordeelde de gedaagde als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten, die tot aan deze uitspraak op € 601,93 aan verschotten en € 360,00 aan salaris voor de gemachtigde werden vastgesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.