ECLI:NL:RBROT:2020:6637
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende controle over psychosociale problemen
In deze zaak heeft verzoekster op 3 juni 2020 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 6 juli 2020 is verzoekster gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet en dat haar schuldenlast € 51.993,93 bedraagt. De rechtbank oordeelt dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling alleen kan worden toegewezen als aannemelijk is dat verzoekster de verplichtingen die voortvloeien uit de regeling kan nakomen. Dit blijkt in dit geval niet aannemelijk te zijn, omdat verzoekster geen sollicitaties heeft overgelegd en onvoldoende aan haar inspanningsverplichting voldoet vanwege gezondheidsredenen. De beschermingsbewindvoerder heeft verklaard dat verzoekster herhaaldelijk is gewezen op deze verplichting.
De rechtbank wijst erop dat gedurende de schuldsaneringsregeling zware verplichtingen op de schuldenaar rusten en dat psychosociale problemen, of recente overwinningen daarop, niet verenigbaar zijn met de vereiste inspanningen. De landelijke beoordelingscriteria voor toelating tot de schuldsaneringsregeling vereisen dat psychosociale problemen al enige tijd beheersbaar zijn, wat in dit geval niet is aangetoond. Verzoekster heeft aangegeven hulp van een psycholoog te willen inschakelen, maar een behandeltraject moet nog beginnen. De rechtbank concludeert dat er gegronde vrees bestaat dat verzoekster haar verplichtingen niet kan nakomen.
De rechtbank wijst het verzoek af, maar merkt op dat verzoekster in de toekomst opnieuw kan verzoeken om toelating tot de schuldsaneringsregeling, mits zij kan aantonen dat haar psychosociale problemen onder controle zijn. Het belang van verzoekster is dat zij pas wordt toegelaten wanneer haar situatie voldoende stabiel is, om te voorkomen dat de regeling tussentijds moet worden beëindigd, wat haar voor tien jaar uitsluit van een nieuw verzoek.