ECLI:NL:RBROT:2020:6635

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juli 2020
Publicatiedatum
24 juli 2020
Zaaknummer
C/10/592935 / JE RK 20-674, C/10/600558 / JE RK 20-2031 en C/10/600092 / JE RK 20-1957
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

Op 20 juli 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaken betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd tot 27 maart 2021 en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van drie maanden, met ingang van 20 juli 2020. De Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering hebben verzocht om deze maatregelen vanwege de zorgen over de opvoedingssituatie en de psychische gesteldheid van de moeder, die lijdt aan posttraumatische stressstoornis (PTSS). De kinderen verblijven momenteel in een pleeggezin en de kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over hun ontwikkeling en de opvoedingsomgeving.

Tijdens de zitting is gebleken dat de moeder niet in staat is om de zorg voor de kinderen op zich te nemen, mede door haar psychische problemen en de instabiliteit in haar leven. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is om de behandeling van de moeder voort te zetten en dat er zicht moet komen op de mogelijkheden voor een veilige terugkeer van de kinderen naar huis. De Raad en de GI zijn verzocht om rapportages in te dienen over de stand van zaken en de verdere processuele wensen. De kinderrechter heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling op 9 oktober 2020.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/592935 / JE RK 20-674, C/10/600558 / JE RK 20-2031
& C/10/600092 / JE RK 20-1957
datum uitspraak: 20 juli 2020

verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaken van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht, hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,

en
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2017 te [geboorteplaats minderjarige 1] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,

[naam minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2019 te [geboorteplaats minderjarige 2] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader van [voornaam minderjarige 1] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 27 maart 2020 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de briefrapportage met bijlagen van de Raad van 30 juni 2020, ingekomen bij de griffie op
1 juli 2020;
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 9 juli 2020 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het faxbericht van de GI van 15 juli 2020;
- het aanvullende verzoekschrift van de Raad van 17 juli 2020, ingekomen bij de griffie op
17 juli 2020.
Op 20 juli 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- dhr. [naam persoon] , de vader van [voornaam minderjarige 2] , als informant,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 2] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang tot de zitting verleend aan mw. [naam begeleidster 1] en mw. [naam begeleidster 2] , werkzaam bij Yulius en begeleidsters van de moeder, en een collega van mw. [naam vertegenwoordigster 2] , werkzaam bij de GI.
De kinderrechter heeft mw. [naam begeleidster 2] als informant aangemerkt.
Aangezien de ouders de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn, maar wel de Engelse taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van
mw. R.B. Berkhout, tolk in de Engelse taal.
De tolk heeft, alvorens haar taak aan te vangen, op de bij wet voorgeschreven wijze, de belofte afgelegd dat zij haar taak naar haar geweten zal vervullen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] wordt uitgeoefend door de ouders. Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van 27 maart 2020 zijn [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot
27 juli 2020. Het verzoek is voor het overige aangehouden.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 9 juli 2020 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg verleend tot
27 juli 2020. Het verzoek is voor het overige aangehouden.

De (aangehouden) verzoeken van de Raad – C/10/592935 & C/10/600558

De Raad heeft op 10 maart 2020 een ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verzocht voor de duur van twaalf maanden. Er is reeds beslist op een deel van het verzoek, waardoor nu resteert te beslissen op de periode tot uiterlijk 27 maart 2021.
De Raad heeft op 17 juli 2020 aanvullend een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg verzocht voor de duur van de ondertoezichtstelling.

Het (aangehouden) verzoek van de GI – C/10/-600092

De GI heeft verzocht een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een crisispleeggezin te verlenen voor de duur van zes maanden.

De standpunten

De Raad heeft ter zitting de verzoeken gehandhaafd en als volgt toegelicht.
Na aanvullend onderzoek door de Raad is gebleken dat de zorgen over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onverminderd aanwezig zijn. De ontwikkelingsbedreiging van de kinderen wordt mede veroorzaakt door het traumatische verleden van de moeder en de disbalans in haar psychische welbevinden. De moeder ervaart geluidsoverlast. Zij verblijft op verschillende plekken met de kinderen. De moeder ontwikkelt lichamelijke en geestelijke klachten en zij is verminderd emotioneel beschikbaar voor de kinderen. Een zorg is in hoeverre zij kan aansluiten bij de kinderen. De moeder is zodanig overbelast en inbeslaggenomen door haar eigen angst en trauma’s, dat dit de ontwikkeling van de kinderen en de hechting nadelig beïnvloedt. Het is van belang dat de behandeling van de moeder voor haar persoonlijke problematiek wordt voortgezet. Ten aanzien van de door de Raad verzochte machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] dient deze voor een periode van zes maanden te worden toegewezen, zodat er op dat moment een toetsmoment kan plaatsvinden. Bekeken moet worden op welke wijze de moeder met de kinderen omgaat en of zij hen kan bieden wat zij nodig hebben. Wellicht kan er toegewerkt worden naar een situatie dat de kinderen een deel van de week thuis zijn, met de nodige ondersteuning en observatie.
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en het verzoek van de Raad ondersteund.
Voorafgaand aan de spoeduithuisplaatsing van de kinderen is geprobeerd om met de moeder in gesprek te gaan over de bestaande zorgen en of er wellicht mogelijkheden waren binnen het netwerk. De moeder was niet bereid om hierover in gesprek te gaan. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verblijven in pleeggezinnen en het gaat goed met hen. De GI wil benadrukken dat zij denkt dat het perspectief van de kinderen op de lange termijn bij de moeder ligt. Allereerst is er behandeling nodig voor de moeder in verband met haar posttraumatische stressstoornis (PTSS). In de tussentijd zal bekeken worden wat de mogelijkheden zijn om deeltijdpleegzorg in te zetten, zodat de kinderen ook een deel van de week thuis kunnen zijn. Het is van belang dat de vader op die momenten een actieve rol gaat spelen in de opvoeding. De hoop is dat de moeder, ondanks haar PTSS, wel in staat zal zijn om voor haar kinderen te zorgen. De GI staat er desgevraagd voor open om alsnog de mogelijkheden van een netwerkplaatsing te onderzoeken.
De vader van [voornaam minderjarige 2] heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij veel moeite heeft met de manier waarop de kinderen op 9 juli 2020 uit huis zijn geplaatst. Voor de vader van [voornaam minderjarige 2] is onduidelijk waarop de GI heeft gebaseerd dat er sprake was van een gevaarlijke en dringende situatie. De GI heeft zonder nader onderzoek een psychiatrische evaluatie uitgevoerd bij de moeder, terwijl zij geen professionals zijn. De moeder heeft geen politieregistraties en er heeft geen mishandeling plaatsgevonden. Er is sprake van veel misverstanden. De vader van [voornaam minderjarige 2] is bereid om de verzorging van de kinderen op zich te nemen.
De moeder heeft ter zitting medegedeeld dat het onjuist is dat zij zou hebben gezegd dat zij met de kinderen zou weglopen. De GI heeft toegezegd dat zij de moeder zouden helpen bij het vinden van een andere woonplek voor haar en de kinderen, als zij opnieuw overlast zou ervaren. De GI is deze afspraak niet nagekomen. De moeder heeft aangegeven dat als de GI haar niet wil helpen, zij haar telefoonnummer zou veranderen, zodat zij niet meer te bereiken zou zijn. Het klopt niet dat zij veel last heeft van stress, dat zij de afspraken met haar hulpverleners niet nakomt en haar medicatie niet slikt. De GI heeft nagelaten om contact op te nemen met haar huisarts. Voor de moeder is onduidelijk wat de reden is dat de kinderen bij haar zijn weggehaald. Zij wil haar kinderen graag terug.
De medewerkster van Yulius, mw. [naam verpleegkundig specialist] , verpleegkundig specialist, heeft ter zitting naar voren gebracht dat er sprake is van PTSS bij de moeder. Er is vanuit Yulius ingezet op langdurige begeleiding en behandeling, omdat chronische PTSS niet met een kort, intensief, behandeltraject. De moeder is de afspraken nagekomen, zij heeft contact onderhouden met haar contactpersoon en zij heeft haar medicatie genomen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] nog ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De zorgen over de opvoedingsomgeving waarin zij opgroeien zijn onverminderd aanwezig. Bij de moeder is sprake van PTSS. Er bestaan zorgen over het psychische welbevinden van de moeder, de invloed hiervan op de ontwikkeling van de kinderen en in hoeverre zij voldoende emotioneel beschikbaar is voor de kinderen. In de afgelopen periode heeft de moeder met de kinderen op verschillende plekken verbleven, als gevolg van de overlast die de moeder thuis ervaart. Hierdoor ontbreekt het de kinderen aan een stabiele opvoedsituatie.
Op 9 juli 2020 zijn [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] met een spoedmachtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst. De vrees bestond dat de moeder zich zou onttrekken aan het zicht van de hulpverlening. Hierdoor bestonden er, in combinatie met de persoonlijke problematiek van de moeder, ernstige zorgen over de veiligheid van de kinderen.
Op dit moment is onduidelijk wat er voor nodig is om de kinderen op een veilige en verantwoorde wijze weer thuis te laten wonen. Hier dient eerst zicht op te komen alvorens een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] kan worden overwogen. Hoewel de Raad stelt dat de moeder eerst de tijd en ruimte moet nemen om door middel van behandeling haar trauma te verwerken alvorens zij voor de kinderen kan zorgen, is ter terechtzitting duidelijk geworden dat er sprake zal zijn van een langdurig behandeltraject. De zorgen over de persoonlijke problematiek van de moeder zullen aldus niet binnen enkele maanden kunnen worden weggenomen. De kinderrechter acht het echter, gelet op de jonge leeftijd van de kinderen, noodzakelijk dat er zo spoedig mogelijk duidelijkheid komt over hun perspectief en de mogelijkheden van een thuisplaatsing.
In de komende periode dient er zicht te komen op de (on)mogelijkheden van de moeder om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen weer (deels) op zich te nemen. Duidelijk moet worden welke vorm van ondersteuning de moeder nodig heeft om dit te kunnen realiseren. In dat kader kan de mogelijkheid van deeltijdpleegzorg, waarbij de kinderen deels thuis bij de moeder wonen, worden overwogen. Op die wijze kan er door middel van observatie meer zicht komen op de interactie tussen de moeder en de kinderen. Ook moet onderzocht worden of, en op welke wijze, de heer [naam persoon] , de vader van [voornaam minderjarige 2] , die zich daartoe bereid heeft verklaard, een rol kan vervullen in de verzorging en opvoeding van de kinderen. Voorts moeten de mogelijkheden van een eventuele netwerkplaatsing worden bekeken.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengen tot 27 maart 2021.
Ook is de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, van het BW). De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlenen voor de duur van drie maanden. De verzoeken van de Raad en de GI worden voor het overige aangehouden tot de hierna te noemen zittingsdatum.
De Raad en de GI worden verzocht om de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden) uiterlijk één week voor de hierna te noemen zittingsdatum te rapporteren over de stand van zaken en de verdere processuele wensen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] tot 27 maart 2021;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg, met ingang van 20 juli 2020 tot 20 oktober 2020;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.

En alvorens verder te beslissen:

Bepaalt dat het verhoor van de Raad, de GI en de belanghebbenden in deze zaak zal plaatsvinden op
9 oktober 2020 te 13:30 uur in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125.
De zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter.
Bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de Raad, de GI en de belanghebbenden.
Verzoekt de Raad en de GI uiterlijk één week voor de genoemde datum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2020 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 23 juli 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.