Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift met producties aan de zijde van [verzoekster] , ter griffie ontvangen op 14 mei 2020;
- de brief van 14 mei 2020 aan de zijde van [verzoekster] met als bijlage een exploot van 13 mei 2020 met een brief van [verzoekster] over het ingediende ontbindingsverzoek, betekend op het uit de basisregistratie personen blijkende woonadres van [verweerder] , te weten [woonadres] , [postcode 1] te Rotterdam en het bij [verzoekster] bekende verblijfsadres van [verweerder] , te weten [verblijfsadres] , [postcode 2] te Rotterdam;
- de brief van 10 juni 2020 aan de zijde van [verzoekster] met als bijlage een brief van 10 juni 2020 van [verzoekster] aan [verweerder] ;
- de brief van 15 juni 2020 aan de zijde van [verzoekster] met als bijlage een op het woonadres en het bij [verzoekster] bekende verblijfsadres van [verweerder] betekend exploot met oproepingsbrief van de rechtbank van 9 juni 2020 voor de zitting op 1 juli 2020 te 14.00 uur.
2..De feiten
10 januari 2020 te zullen opschorten, tot [verweerder] contact met de bedrijfsarts heeft gehad.
31 januari 2020.
U heeft tot op heden nog geen machtigingsformulier ingeleverd, terwijl dit voor u een eenvoudige handeling is.
U heeft 2 weken nadat de bedrijfsarts u heeft geadviseerd (dit kunt u niet zomaar naast u neerleggen) geen actie ondernomen om uw huisarts te bezoeken. Dit bezoek is nodig omdat u de behandeling die u bent gestaakt te bespreken en te activeren.
U heeft het spreekuur van 31 januari niet bezocht waardoor de bedrijfsarts niet in staat is de voortgang van uw situatie te beoordelen.
U heeft zich te laat afgemeld voor het spreekuurbezoek van 31 januari 2020.
3..Het verzoek en de grondslag daarvan
4..Het verweer
5..De beoordeling
Kamerstukken II2013/14, 33 818, nr. 3, p. 99). Voldoende is gebleken dat [verweerder] zonder deugdelijke grond geen gehoor heeft gegeven aan de herhaalde verzoeken van [verzoekster] om zijn re-integratieverplichtingen als bedoeld in artikel 7:660a BW na te komen. Dat de re-integratie-inspanningen van [verweerder] onvoldoende zijn, wordt onderschreven door het deskundigenoordeel van het UWV van 23 april 2020 waaruit ook volgt dat de verzekeringsarts - net als de bedrijfsarts - van mening is dat het niet nakomen van afspraken door [verweerder] niet kan worden toegeschreven aan een medische aandoening. [verzoekster] heeft [verweerder] een waarschuwing gegeven voor het niet naleven van het verzuimprotocol en heeft vijf keer een loonstop dan wel loonopschorting toegepast vanwege het niet komen opdagen bij de bedrijfsarts, het niet ingaan op uitnodigingen voor een gesprek, het niet aanleveren van verzochte stukken en het onbereikbaar zijn voor [verzoekster] dan wel de bedrijfsarts. Ook heeft [verzoekster] [verweerder] er verschillende keren op gewezen dat het niet meewerken aan zijn re-integratieverplichtingen het einde van de arbeidsovereenkomst tot gevolg kan hebben. [verweerder] was derhalve een gewaarschuwd man. Op de laatste brief van [verzoekster] aan [verweerder] van 6 april 2020 heeft [verweerder] niet gereageerd en ook nadien heeft [verweerder] , afgezien van een WhatsAppbericht aan [naam persoon 2] enkele dagen voor de zittingsdatum dat hij niet op de zitting bij de kantonrechter zal verschijnen, niets meer van zich laten horen.
Kamerstukken II2013/14, 33 818, nr. 3, p. 39 en 40). Naar het oordeel van de kantonrechter is precies deze situatie in het onderhavige geval aan de orde. [verweerder] is herhaaldelijk, ook na opschorting van het loon, zonder deugdelijke grond niet verschenen op het spreekuur van de bedrijfsarts dan wel was telefonisch onbereikbaar voor de bedrijfsarts en heeft onvoldoende meegewerkt aan zijn re-integratie. Naar het oordeel van de kantonrechter is daarmee sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door [verweerder] . De arbeidsovereenkomst zal met toepassing van artikel 7:671b lid 9, sub b BW worden ontbonden met ingang van 23 juli 2020.
NJ2013, 502).