ECLI:NL:RBROT:2020:6583

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
23 juli 2020
Zaaknummer
10/751034-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor mensenmokkel in vereniging met verborgen ruimte in koeltrailer

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 juli 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel. De verdachte, een vrachtwagenchauffeur, werd beschuldigd van het vervoeren van 16 mensen in een verborgen ruimte van zijn koeltrailer, met als bestemming Groot-Brittannië. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de vreemdelingen in zijn vrachtwagen, ondanks zijn verweer dat hij hiervan niet op de hoogte was. De rechtbank verwierp het verweer en concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mensensmokkel, medeplegen met anderen, en dat hij handelde uit winstbejag. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 42 maanden. De rechtbank oordeelde dat er geen levensgevaar was bewezen, en sprak de verdachte vrij van dat onderdeel van de tenlastelegging. De uitspraak benadrukt de ernst van mensensmokkel en de verantwoordelijkheden van vrachtwagenchauffeurs in dergelijke situaties.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/751034-19
Datum uitspraak: 22 juli 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsvrouw mr. A. Petrescu, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 juli 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Blom heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar, met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen. Dat geldt ook voor het ten laste gelegde levensgevaar. Uit het deskundigenonderzoek van onderzoeksorganisatie TNO volgt dat bij stilstand van de vrachtwagen na 1,5 uur een levensbedreigende situatie ontstaat. Er van uitgaande dat de overtocht van Hoek van Holland naar Harwich meer dan 6 uur duurt, zou er tijdens deze overtocht levensgevaar voor de vreemdelingen zijn ontstaan.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe is aangevoerd dat de verdachte er niet van op de hoogte was dat er vreemdelingen in zijn vrachtwagen zaten en dat hij dit ook niet kon weten. De opzet op het vervoeren van de vreemdelingen ontbreekt.
Winstbejag kan niet worden bewezen. Niet gebleken is dat de verdachte uit was op verrijking. Hij wist niet beter dan dat hij betaald kreeg voor zijn werk als chauffeur. Het toegezegde bedrag betreft ook een normaal maandsalaris voor een vrachtwagenchauffeur.
Het ten laste gelegde levensgevaar kan evenmin worden bewezen. Op basis van het rapport van TNO kan immers niet worden vastgesteld dat een levensbedreigende situatie voorzienbaar was. Het hangt volgens TNO af van de mate van ventilatie. Uit de getuigenverklaring van één van de vreemdelingen volgt dat de verborgen ruimte geventileerd was.
Ten slotte kan medeplegen ook niet worden bewezen. Er is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. De verdachte volgde slechts de orders op van de medeverdachte; hij was slechts uitvoerder.
4.1.3.
Beoordeling
De feiten
Op 27 mei 2019 omstreeks 12:55 is de door de verdachte bestuurde vrachtwagen met koeltrailer aangekomen bij de uitreiscontrole van Stena Line te Hoek van Holland. Toen de hondengeleider met de migratiehond langs de trailer liep, sloeg deze aan. Daardoor is het vermoeden ontstaan dat zich mensen in de trailer bevonden. Hierop zijn verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee de trailer in gegaan. Voorin de laadruimte hebben zij vervolgens vijftien personen in een geprepareerde ruimte aangetroffen. Deze personen bevonden zich in een constructie met drie compartimenten boven elkaar. Deze constructie was door een wandje afgescheiden van de rest van de laadruimte. De laadruimte achter de geprepareerde ruimte was gevuld met koelcellen. Veertien vreemdelingen bleken afkomstig te zijn uit Vietnam, één vreemdeling is afkomstig uit Afghanistan.
De vreemdelingen kwamen zichtbaar vermoeid en bezweet uit de vrachtwagen. Ook de verbalisanten hebben geconstateerd dat het zeer warm en benauwd was in de trailer. Uit het rapport van onderzoeksorganisatie TNO is gebleken dat de vreemdelingen slechts 0,17 m3 ruimte per persoon hadden.
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij niets wist van de vreemdelingen in de vrachtwagen. Hij heeft verklaard dat hij de vrachtwagen heeft bestuurd in opdracht van medeverdachte [naam medeverdachte] (verder: “de medeverdachte”).
De verdachte heeft de medeverdachte volgens zijn verklaring twee weken eerder ontmoet op een parkeerplaats in Roemenië, nadat hij van een wederzijdse kennis had vernomen dat de medeverdachte een vrachtwagenchauffeur zocht. Hij heeft met de medeverdachte afgesproken dat hij voor hem zou gaan werken als vrachtwagenchauffeur en dat hij daar 2.000 pond per maand mee zou gaan verdienen. Hij zou dat geld pas aan het eind van de maand ontvangen. Alle kosten die de verdachte onderweg zou gaan maken zouden door de medeverdachte worden betaald. Over hoe dat precies in zijn werk zou gaan, heeft de verdachte niet met de medeverdachte gesproken. Als de verdachte moest tanken, dan diende hij – waar hij ook was – de medeverdachte te bellen. De medeverdachte zou dan een persoon sturen naar een tankstation waar de verdachte op dat moment in de buurt was. Die persoon zou dan voor de verdachte tanken.
Op 11 mei 2019 is de verdachte vanuit Hongarije met een lading naar Engeland vertrokken. In Engeland is hij met tussenkomst van de medeverdachte door een voor hem onbekende persoon naar een hotel gebracht. Twee dagen later is de verdachte opnieuw opgehaald door deze persoon om de vrachtwagen naar een loods te brengen, omdat er volgens de medeverdachte “iets” aan de vrachtwagen moest gebeuren. De verdachte heeft nooit geweten wat er aan de vrachtwagen moest gebeuren en heeft daar ook nooit naar gevraagd. Hij heeft echter geconstateerd dat er in ieder geval camera’s op de vrachtwagen zijn geplaatst.
Uiteindelijk heeft de verdachte ongeveer tien dagen in een hotel in Engeland doorgebracht. Zijn verblijf in het hotel is door de medeverdachte betaald. Van een voor hem onbekende persoon heeft hij daarnaast in het hotel contant geld ontvangen om onder andere van te kunnen eten. De verdachte heeft daartoe zelf een verzoek gedaan aan de medeverdachte, omdat zijn geld op enig moment op was.
Op 22 mei 2019 om 23:00 uur heeft de verdachte met een lege vrachtwagen de oversteek naar Hoek van Holland gemaakt. Hij is vervolgens naar Duitsland gereden. In Duitsland heeft de medeverdachte hem naar een tankstation gestuurd, waar een voor hem onbekende persoon voor hem heeft getankt. Hij is vervolgens naar de Duitse plaats Hoff gereden, waar hij samen met de medeverdachte de lading heeft opgehaald die op 27 mei 2019 ook in de vrachtwagen is aangetroffen.
Na het laden zijn de verdachte en de medeverdachte richting Keulen gereden. In de buurt van Keulen hebben zij een weekend in een hotel geslapen. De verdachte heeft de vrachtwagen in de tussentijd ergens geparkeerd. De trailer was wel dicht toen deze drie dagen onbeheerd heeft stilgestaan, maar niet op slot. De verdachte zag daar naar eigen zeggen geen aanleiding toe.
Op maandagochtend is de verdachte met de vrachtwagen richting Hoek van Holland vertrokken. Tijdens de rit, zo’n tien minuten na zijn vertrek uit Duitsland, heeft hij op verzoek van de medeverdachte de temperatuur in de trailer ingesteld.
De verdachte is onderweg alleen kort voor een plaspauze in Venlo gestopt. Hij heeft de motor toen laten draaien. In Hoek van Holland werd hij voor het eerst geconfronteerd met de aanwezigheid van de vreemdelingen in de vrachtwagen.
Bewijsuitsluiting?
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verklaring van de verdachte die hij heeft afgelegd in de zaak van de medeverdachte niet voor het bewijs kan worden gebruikt, nu de verdachte bij dit verhoor is gezegd dat hij alleen in de zaak van de medeverdachte werd gehoord, deze verklaring niet in het dossier van de verdachte is gevoegd en de verdediging die verklaring ook niet heeft ontvangen en met de verdachte heeft kunnen bespreken.
De officier van justitie is van mening dat deze verklaring wel voor het bewijs kan worden gebruikt. De bedoeling was om de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte over en weer in elkaars dossier te voegen. Abusievelijk is dat wel gebeurd in de zaak van de medeverdachte, maar niet in die van de verdachte. De officier van justitie wenst dit alsnog te doen en stuurt de betreffende verklaring van de verdachte ter terechtzitting toe aan de rechtbank en de raadsvrouw.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat in het midden kan blijven of hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd tot bewijsuitsluiting dient te leiden, nu zij de betreffende verklaring van de verdachte niet zal gebruiken voor het bewijs.
De verklaring van de verdachte komt er in de kern op neer dat hij chaffeur was op een internationaal zakelijk transport. Dat er tijdens dit transport vreemdelingen in de vrachtwagen zijn gestapt, zegt hij niet te hebben geweten. Deze verklaring valt echter niet te rijmen met de door de verdachte beschreven gang van zaken en de overige bewijsmiddelen in het dossier.
Dat begint al met de wijze waarop zijn samenwerking met de medeverdachte tot stand is gekomen. De verdachte en de medeverdachte hebben elkaar eenmalig getroffen op een parkeerplaats. Er is geen (arbeids)contract opgesteld terwijl de verdachte de beschikking zou krijgen over de recent aangeschafte trekker van de medeverdachte. Er zijn nauwelijks gegevens uitgewisseld en er zijn alleen op hoofdlijnen afspraken gemaakt over de financiële kant van de samenwerking en de praktische uitvoering daarvan. Met name de afspraak met betrekking tot het tanken onderweg wekt bevreemding.
Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat zakelijk transport vooral snel en effciënt dient te gebeuren. Vertraging is kostbaar. Na de aankomst van de verdachte in Engeland op 11 mei 2019 verstrijken er echter 11 dagen voordat de verdachte op 22 mei 2019 weer met de vrachtwagen naar Hoek van Holland kan vertrekken.
Uit de verklaring van de verdachte kan verder worden afgeleid dat (onnodig) hoge kosten zijn gemaakt (een tiendaags verblijf in een hotel in Engeland, contante bedragen om van te kunnen eten, een weekend in een hotel in Keulen samen met de medeverdachte). De verdachte heeft in het geheel geen inzicht kunnen geven in de vraag of de opbrengst van de transporten dergelijke kosten zouden kunnen rechtvaardigen.
Hoewel de vrachtwagen volgens de verklaring van de verdachte prima functioneerde toen hij daarmee de eerste keer naar Engeland is gereden, zijn er gedurende ruim een week werkzaamheden aan de vrachtwagen verricht. Toen de verdachte de vrachtwagen weer ging ophalen, of op enig moment daarna, heeft hij niet gevraagd wat voor werk er aan de vrachtwagen is verricht. Van een ervaren vrachtwagenchauffeur zou men echter verwachten dat deze minst genomen wil weten of er iets mis was met de vrachtwagen, wat voor veranderingen er zijn aangebracht en wat de consequenties daarvan zijn.
De verdachte heeft verklaard behalve de camera’s niets aan de vrachtwagen te hebben gezien. Uit onderzoek van de Marechaussee is echter gebleken dat in de binnenkant van de trailer zichtbaar aanpassingen zijn gemaakt. De laadruimte is ongeveer 50 cm minder diep als gevolg van het inrichten van de geprepareerde ruimte. Het hoekprofiel van de daartoe geplaatste valse wand is bijvoorbeeld over de verlichting van de binnenzijde van de trailer gekit. Als de verdachte de lege trailer deugdelijk heeft gecontroleerd (hetgeen van een chauffeur wordt verwacht), moet hij dit hebben gezien.
In Engeland is de verdachte blijkens zijn verklaring meermaals geconfronteerd met een voor hem onbekende persoon. De verdachte heeft gezegd niets te kunnen verklaren over deze persoon. Hij zou in het geheel niet hebben gecommuniceerd met deze persoon, omdat ze elkaars taal niet spraken. Hij heeft ook geen poging gedaan om met deze persoon te communiceren, omdat hij niets meer deed dan de orders opvolgen van de medeverdachte . Hij zou in Engeland ook met niemand anders dan de medeverdachte contact hebben gehad.
Uit de whatsappgesprekken tussen de verdachte en de medeverdachte blijkt echter dat de verdachte wel degelijk contact heeft gehad met deze/een persoon (hij heeft o.a. gevraagd (een) vrouw(en) voor hem te regelen). Ook blijkt uit deze whatsappsgesprekken van een veel gelijkwaardigere samenwerking dan dat de verdachte heeft doen voorkomen. De verdachte heeft onder andere aan de medeverdachte gestuurd: “
Wacht maar, straks zijn we ervan af, broer. Het duurt niet lang meer/we moeten nog naar even. (…) Nu, nu... alles moet goed uitpakken.” De medeverdachte heeft daarop geantwoord met: “
Zodat het ons ook eens een keer meezit.” Die conversatie past bovendien niet bij een reguliere chauffeursklus. Duidelijk is verder dat de medeverdachte er tegen de verdachte open over is dat hij ten behoeve van het transport contact onderhoudt met diverse andere personen, waaronder ene [naam persoon] .
Uit de whatsappgesprekken blijkt ook dat de medeverdachte de verdachte heeft gevraagd om dingen te wissen. De verdachte heeft geen inzicht kunnen geven in de reden daarvoor. Hij heeft daar ook niet naar gevraagd, terwijl dit toch een ongebruikelijk verzoek is, met name indien en voor zover dit wordt gedaan door een werkgever.
Ongebruikelijk is ook dat de verdachte de trailer gedurende drie dagen onbeheerd heeft achtergelaten en niet heeft afgesloten. Het mag als een feit van algemene bekendheid worden beschouwd dat vreemdelingen in West-Europa regelmatig proberen om de oversteek naar Engeland te maken in de trailer van een vrachtwagen. Uit het dossier is ook gebleken dat de vreemdelingen zich daadwerkelijk in deze periode toegang tot de vrachtwagen hebben verschaft. Het is overigens ook om andere redenen onlogisch om een vrachtwagen met lading niet af te sluiten. Als vrachtwagenchauffeur was de verdachte immers verantwoordelijk voor deze lading.
Onjuist is ten slotte de verklaring van de verdachte dat hij 10 minuten na vertrek uit Duitsland de temperatuur in de trailer heeft geregeld. Om de temperatuur te regelen, moest de verdachte, zo heeft hij verklaard, de vrachtwagen uit. Vast is echter komen te staan dat de verdachte na vertrek uit Duitsland alleen in Venlo is gestopt. Onduidelijk is gebleven waarom de verdachte aldus heeft verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat de chauffeur van een vrachtwagen vreemdelingen in zijn lading aanwezig heeft, in combinatie met andere verdachte omstandigheden, zoals de hiervoor genoemde, wijst op betrokkenheid en wetenschap van de chauffeur bij het vervoer van deze vreemdelingen. Dat kan anders zijn indien de verdachte daarvoor een andersluidende plausibele en verifieerbare verklaring geeft.
De verklaring van de verdachte is, gelet op de omschreven feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, echter dusdanig onlogisch en ongeloofwaardig, dat het niet anders kan dan dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de vreemdelingen in de vrachtwagen en dat het – met zijn medeweten en instemming – de bedoeling was dat zij door hem naar Engeland zouden worden vervoerd.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van daarvan wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich door zijn handelen heeft schuldig gemaakt aan mensensmokkel.
Medeplegen
De verdachte heeft de ten laste gelegde feiten samen met anderen gepleegd. Medeverdachte [naam medeverdachte] heeft de vrachtwagen geregeld, voor de lading gezorgd die de reis naar Engeland kon legitimeren, de route bepaald, de benzine betaald en contact onderhouden met minst genomen één andere medeverdachte. Deze, of weer een andere medeverdachte, is betrokken geweest bij het voor de smokkel geschikt maken van de vrachtwagen. Deze persoon heeft het ertoe geleid dat de verdachte de vrachtwagen in Engeland naar de daartoe bestemde loods heeft gebracht. Deze medeverdachte(n) heeft/hebben voorts de tickets voor de ferry aangeschaft en tol betaald.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en – meerdere – medeverdachten is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van de verdachte aan het ten laste gelegde, bestaande in het faciliteren van het vervoer van de vreemdelingen, naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen.
Winstbejag
Op grond van de verklaring van de verdachte dat hij 2.000 pond per maand zou ontvangen van de medeverdachte, stelt de rechtbank vast hij dat hij heeft gehandeld uit winstbejag. Vast staat immers dat de toegezegde betaling door de medeverdachte niet (uitsluitend) zag op reguliere chauffeurswerkzaamheden, maar (ook) op het door de verdachte en zijn medeverdachten voorgenomen vervoer van de vluchtelingen.
Afgezien daarvan is van zuiver ideële motieven aan de zijde van de verdachte niet gebleken en gelet op de risico’s die samenhangen met mensensmokkel en die verdachte heeft genomen met zijn handelen, is de rechtbank van oordeel dat het onwaarschijnlijk is dat hij deze risico’s heeft genomen zonder daarvoor betaald te krijgen.
Levensgevaar
In het deskundigenrapport van TNO wordt ter zake van het te duchten levensgevaar het volgende overwogen:
In de trailer bevindt zich achterin de laadruimte een verborgen guimte. In de wand aan de cabinezijde van de verborgen ruimte bevindt zich een rooster met een afsluitklep. Niet duidelijk is of het klepje aan de buitenkant open stond en vrij was van afdekkend folie tijdens de aanwezigheid van de personen in de verborgen ruimte.
(…)
Situatie A: Gesloten afsluitklep
Indien de afsluitklep gesloten is, is de ventilatie nihil. In die situatie volgt uit de modelberekeningen dat bij verblijf in de verborgen ruimte een levensbedreigende situatie wordt verwacht na circa 1 uur.
Situatie B: Stilstaande trailer, open afsluitklep
Door thermiek kan enige uitwisseling van lucht over het rooster plaatsvinden. Bij een temperatuurverschil tussen de verborgen ruimte en buiten van 20 graden Celcius wordt een uitwisseling van circa 0,5 dm3/s verwacht. Bij 0,5 dm3/s ontstaat na circa 1,5 uur een levensbedreigende situatie.
Situatie C: Rijdende trailer en open afsluitklep
Bij een rijdende trailer en open rooster is het niet duidelijk of en wanneer een levensbedreigende situatie ontstaat omdat de mate van de te verwachten ventilatie niet goed is in te schatten. (…)
Uit de berekeningen volgt dat het al dan niet bereiken van een levensbedreigende situatie voor situatie B en C sterk afhankelijk is van de mate van ventilatie. Indien de ventilatie 1 dm3/s zou zijn, wordt de levensbedreigende situatie niet bereikt.
Op grond van het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat een levensbedreigende situatie voorzienbaar was.
Situatie A is niet aan de orde, nu de vreemdelingen meer dan 1 uur in de vrachtwagen hebben gezeten en vast staat dat er gedurende die periode geen levensbedreigende situatie is ontstaan.
Terecht heeft de officier van justitie betoogd dat moet worden uitgegaan van situatie B, nu de vrachtwagen tijdens de overtocht meer dan zes uur zou hebben stilgestaan. Uit het rapport blijkt echter niet duidelijk dat er gedurende die 6 uur een levensbedreigende situatie zou zijn ontstaan. Blijkens het rapport is het ontstaan van een dergelijke situatie immers afhankelijk van de ventilatie, terwijl er kennelijk ook in situatie B een ventilatie van 1 dm3/s denkbaar is (zie laatste alinea), in welk geval het niet in te schatten valt of een levensbedreigende situatie zou ontstaan.
De rechtbank kan derhalve niet, althans niet met de vereiste mate van zekerheid, vaststellen dat levensgevaar te duchten was, zodat de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, op 27 mei 2019 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, althans
in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, als vrachtwagenchauffeur, anderen, te weten 15 personen met de Vietnamese of Afghaanse nationaliteit,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten Groot-Brittannië en genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
en
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland eneen andere lidstaat van de Europese Unie, te weten Groot-Brittannië en genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
door
- een vrachtwagencombinatie te besturen en- bovengenoemde personen in een geprepareerde ruimte van de trailer van deze vrachtwagencombinatie te vervoeren door Nederland richting Hoek van Holland om vervolgens de boot naar Groot-Brittanië te nemen, en
- een ticket aan te schaffen voor de ferry (Stena Line) van Hoek van Holland naar Groot-Brittannië,
en (aldus) de doorreis door en het transport naar en de toegang tot en het verblijf in Nederland en Groot-Brittannië heeft gefaciliteerd, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s), wisten dat die toegang of die doorreis of dat verblijf wederrechtelijk was
en dit feit werd begaan in de uitoefening van zijn beroep (als vrachtwagenchauffeur).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of misslagen verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
de eendaadse samenloop van:
mensensmokkel,
en
een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie, en die ander daartoe gelegenheid en middelen verschaffen, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is,
terwijl het feit wordt begaan in de uitoefening van van enig ambt of beroep, en in vereniging wordt begaan door meerdere personen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de mensensmokkel van vijftien personen, door hen vanuit Nederland in een verborgen ruimte van een vrachtwagen te vervoeren met als bestemming Groot-Brittannië.
Door mensensmokkel wordt niet alleen het overheidsbeleid inzake de bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie doorkruist, maar wordt ook bijgedragen aan een illegaal circuit. De handelwijze van de verdachte ondermijnt dit beleid en veroorzaakt onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Ook leiden dit soort feiten gemakkelijk tot vormen van uitbuiting en misbruik van kwetsbare personen.
De rechtbank verwijt de verdachte dat hij niet heeft stilgestaan bij het ontwrichtende karakter van mensensmokkel en evenmin bij de risico’s die de gesmokkelden tijdens het vervoer liepen.
De personen zaten op een mensonterende wijze samengepakt in een zeer kleine verborgen ruimte die in de laadruimte van de vrachtauto was gecreëerd. Onder hen bevonden zich zeven minderjarigen. Deze omstandigheden weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
In strafverzwarende zin houdt de rechtbank verder rekening met het feit dat de verdachte dit feit in vereniging heeft begaan met meerdere personen en dat hij dit feit heeft begaan gedurende de uitoefening van zijn beroep als vrachtwagenchauffeur.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd houdt de rechtbank niet in strafverzwarende zin rekening met het feit dat de verdachte uit winstbejag heeft gehandeld. Sinds 1 januari 2005 maakt het vereiste van winstbejag geen deel meer uit van de delictsomschrijving uit artikel 197a lid 1 Sr (de hulp bij illegale binnenkomst en doorreis), maar wel van de delictsomschrijving uit artikel 197a lid 2 Sr (de hulp bij illegaal verblijf). Voor een veroordeling op grond van lid 1 hoeft dus niet te worden bewezen dat uit winstbejag is gehandeld, terwijl dat bij lid 2 wel moet. In beginsel kan daarom bij een veroordeling op grond van lid 1, als blijkt dat niet alleen aan de delictsomschrijving is voldaan, maar ook nog uit winstbejag is gehandeld, winstbejag in strafverhogende zin worden meegewogen. Dat is bij lid 2 anders, omdat daar winstbejag onderdeel uitmaakt van de delictsomschrijving.
Onder verblijf wordt verstaan: het elk zich ophouden in Nederland of een ander land genoemd in artikel 197a Sr, ook zonder duurzaam karakter (zie HR 1 oktober 2003, ECLI:NL:HR:AL3537). Dit betekent dat het begrip verblijf dusdanig ruim dient te worden uitgelegd, dat in de praktijk geen of nauwelijks gevallen denkbaar zijn waarin wel sprake is van hulp bij de illegale binnenkomst en doorreis, maar geen sprake is van hulp bij illegaal verblijf. Wanneer dus sprake is van uit winstbejag behulpzaam zijn bij illegaal verblijf en ook is gebleken van behulpzaamheid bij de illegale doorreis en/of binnenkomst, kan het in de praktijk vrijwel niet anders dan dat de verdachte ook ten aanzien van laatstgenoemde vormen van hulp uit winstbejag heeft gehandeld. In deze gevallen zal de rechtbank in beginsel daarom niet in strafverzwarende zin meewegen dat de verdachte heeft gehandeld uit winstbejag, behoudens in uitzonderlijke gevallen. Daarvan is in casu niet gebleken.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 juni 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en/of maatregel passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

Aan dit vonnis is als bijlage een lijst gehecht van de in beslag genomen voorwerpen, waarvan de inhoud als hier ingelast dient te worden beschouwd.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen mobiele telefoon terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om teruggave van de in beslag genomen mobiele telefoon.
8.3.
Beoordeling
Ten aanzien van de in beslag genomen mobiele telefoon zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 55 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan de verdachte van het voorwerp dat op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst is genummerd 1.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. F. van Buchem en M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 27 mei 2019 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, althans
in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, als vrachtwagenchauffeur, een ander of anderen, te weten 15, althans één of meer, personen met de Vietnamese en/of Afghaanse nationaliteit, althans van buitenlandse afkomst,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten Groot-Brittannië en/of genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
en/of
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten Groot-Brittannië en/of genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
door
- een vrachtwagencombinatie te besturen en/of
- bovengenoemde personen in (de geprepareerde koelruimte van) de trailer van deze vrachtwagencombinatie te vervoeren door Nederland richting Hoek van Holland om vervolgens de boot naar Groot-Brittanië te nemen, en/of
- een ticket aan te schaffen voor de ferry (Stena Line) van Hoek van Holland naar Groot-Brittannië,
en (aldus) de doorreis en/of het transport en/of toegang door/naar en/of het verblijf in Nederland en/of Groot-Brittannië georganiseerd en/of gefaciliteerd en/of gecoördineerd, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s), wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis of dat verblijf wederrechtelijk was,
en/of terwijl daarvan levensgevaar voor een of meer ander(en), te weten genoemde 15 personen, te duchten was,
en/of dit feit werd begaan in de uitoefening van zijn ambt of beroep (als
vrachtwagenchauffeur).