ECLI:NL:RBROT:2020:6582

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juli 2020
Publicatiedatum
23 juli 2020
Zaaknummer
600333 / HA RK 20-740
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechter na beëindiging van de zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 juli 2020 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. O.J.V. van Beekhof. Het wrakingsverzoek was ingediend na de beëindiging van de behandeling van de zaak, waarin de verzoeker als gedaagde was betrokken. De mondelinge behandeling vond plaats op 18 juni 2020, waarbij partijen een regeling overeenkwamen ter beëindiging van hun geschil. Deze regeling werd vastgelegd in een proces-verbaal, dat door partijen werd ondertekend. De rechter, mr. M. de Geus, heeft de zaak op de rol doorgehaald, waarmee de behandeling door de rechter eindigde.

De rechtbank overwoog dat wraking een middel is om de onpartijdigheid van de rechter te waarborgen. Echter, op basis van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een rechter niet meer gewraakt worden als de behandeling van de zaak al is geëindigd. Aangezien het wrakingsverzoek op 15 juli 2020 werd ingediend, na de beëindiging van de zaak, was de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek. De rechtbank verklaarde de verzoeker daarom niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek tegen mr. M. de Geus.

De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter mr. M.G.L. de Vette en de rechters mr. W.P.M. Jurgens en mr. W.J. Roos-van Toor, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 600333 / HA RK 20-740
Beslissing van 17 juli 2020
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. O.J.V. van Beekhof te Amsterdam,
strekkende tot wraking van:
mr. M. de Geus, rechter in de rechtbank Rotterdam, team handel en haven (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 18 juni 2020 heeft ten overstaan van de rechter plaats gevonden de mondelinge behandeling van de zaak van mevrouw [naam] als eiseres tegen verzoeker als gedaagde. Die procedure draagt als kenmerk C/10/584587 / HA ZA 19-996.
Bij brief met bijlagen van 14 juli 2020 heeft de advocaat van verzoeker wraking van de rechter verzocht.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 36 Rv kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die dienaangaande bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter in de zaak reeds een einduitspraak heeft gedaan of de behandeling van de zaak op een andere wijze is geëindigd.
2.2
Uit het proces-verbaal van de zitting van 18 juni 2020 blijkt dat de procespartijen op die zitting een regeling zijn overeengekomen ter beëindiging van hun geschil. Die regeling is in het proces-verbaal vastgelegd en is door partijen ondertekend. Het proces-verbaal wordt afgesloten met de mededeling van de rechter dat de zaak heden op de rol wordt doorgehaald.
Met deze overeenkomst en de doorhaling van de zaak op de rol is de zaak tussen mevrouw Draisma en verzoeker geëindigd en is dus ook de behandeling van de zaak door de rechter is geëindigd.
2.3
Het wrakingsverzoek is op 15 juli 2020 en derhalve na de beëindiging van de zaak ingediend.
Uit het vorenstaande volgt dat de rechter de zaak niet meer behandelde op het moment dat het verzoek tot wraking is gedaan. Verzoeker is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de rechter. Verzoeker zal op die grond, met toepassing van het bepaalde in artikel 9.1, aanhef en onder c, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank niet-ontvankelijk worden verklaard in het verzoek.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van mr. M. de Geus.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.G.L. de Vette, voorzitter, mr. W.P.M. Jurgens en
mr. W.J. Roos-van Toor, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 juli 2020 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker
- mr. O.J.V. van Beekhof
- mr. M. de Geus
- mr. M. Bosman