ECLI:NL:RBROT:2020:6582
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- M.G.L. de Vette
- W.P.M. Jurgens
- W.J. Roos-van Toor
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot wraking van rechter na beëindiging van de zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 juli 2020 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. O.J.V. van Beekhof. Het wrakingsverzoek was ingediend na de beëindiging van de behandeling van de zaak, waarin de verzoeker als gedaagde was betrokken. De mondelinge behandeling vond plaats op 18 juni 2020, waarbij partijen een regeling overeenkwamen ter beëindiging van hun geschil. Deze regeling werd vastgelegd in een proces-verbaal, dat door partijen werd ondertekend. De rechter, mr. M. de Geus, heeft de zaak op de rol doorgehaald, waarmee de behandeling door de rechter eindigde.
De rechtbank overwoog dat wraking een middel is om de onpartijdigheid van de rechter te waarborgen. Echter, op basis van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een rechter niet meer gewraakt worden als de behandeling van de zaak al is geëindigd. Aangezien het wrakingsverzoek op 15 juli 2020 werd ingediend, na de beëindiging van de zaak, was de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek. De rechtbank verklaarde de verzoeker daarom niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek tegen mr. M. de Geus.
De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter mr. M.G.L. de Vette en de rechters mr. W.P.M. Jurgens en mr. W.J. Roos-van Toor, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.