Op 20 juli 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan op het verzoek van een verzoeker tot wraking van rechters. De verzoeker had op 3 juli 2020 twee verzoekschriften tot wraking ingediend, maar deze verzoekschriften waren nog niet ter behandeling aan een rechter toebedeeld. De verzoeker stelde dat hij niet kon vertrouwen op de rechters van de rechtbank Rotterdam en de rechtbank Den Haag, en vroeg om wraking van elke rechter die bij deze rechtbanken werkzaam was. De rechtbank oordeelde dat het verzoek tot wraking niet ontvankelijk was, omdat er nog geen specifieke rechters waren aangewezen die de zaak van de verzoeker behandelden. De rechtbank verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de rechters van de wrakingskamer, evenals in zijn verzoek tot wraking van de rechter die belast zou zijn met de behandeling van zijn verzoekschriften. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.