ECLI:NL:RBROT:2020:6578

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
23 juli 2020
Zaaknummer
10/750282-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van harddrugs en vuurwapens in een woning

Op 22 juli 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 3 juli 2019 in een woning aan de [adres delict] te Rotterdam werd aangetroffen met een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs en vuurwapens. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van bijna een halve kilo cocaïne, meer dan vier kilo heroïne, en meerdere vuurwapens. Tijdens de rechtszitting op 8 juli 2020 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de verdediging aanvoerde dat de verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de wapens en drugs. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze goederen, gezien de omstandigheden waaronder hij in de woning verbleef en de hoeveelheid drugs en wapens die daar aanwezig waren. De rechtbank concludeerde dat de verdachte beschikkingsmacht had over de aangetroffen goederen en dat de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen was. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 36 maanden op, naast de verbeurdverklaring van het in beslag genomen contante geld van € 1.515,-. De verdachte werd vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten, maar de rechtbank oordeelde dat de bewezen feiten ernstig waren en dat de verdachte strafbaar was. De rechtbank weigerde ook de verzoeken tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, gezien de ernst van de feiten en de risico's die de verdachte met zich meebracht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/750282-19
Datum uitspraak: 22 juli 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam vedachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. I.N. Weski, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 juli 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.M. Rethmeier heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van het in beslag genomen contant geld van € 1.515,- en teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen horloge, merk/type Rolex Day-Date.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient vanwege een gebrek aan bewijs te worden vrijgesproken. Omdat de kamer donker en rommelig was, heeft hij de wapens en verdovende middelen die in die kamer lagen niet gezien, laat staan dat hij daar beschikkingsmacht over heeft gehad. Uit het dossier blijkt ook in onvoldoende controleerbare mate waar en onder welke omstandigheden deze goederen zijn aangetroffen. Niet uit te sluiten is dat er bijvoorbeeld een deken over de drugs en de wapens heeft gelegen. Het poeder op zijn handen kan worden verklaard doordat hij bij zijn aanhouding zijn handen op de grond moest houden. De aanwezigheid van zijn DNA op één van de vuurwapens kan mogelijk worden verklaard door
secondary transfer. Bovendien dient terughoudend met het bewijs te worden omgegaan omdat er bij de inval door of in samenwerking met de politie camerabeelden zijn gemaakt voor een televisieprogramma en het ruwe materieel daarvan inmiddels kennelijk vernietigd is.
4.1.2.
Beoordeling
Op 3 juli 2019 omstreeks 06:00 uur heeft de politie ter aanhouding van de bewoner een woning aan de [adres delict] te Rotterdam betreden. De bewoner bleek niet in het pand aanwezig te zijn. Wel werden vier andere personen aangetroffen, waaronder - in de woonkamer - de verdachte.
In diezelfde woonkamer zag de politie vrijwel direct na binnenkomst een automatisch vuurwapen tegen een bank staan, drie gevulde patroonhouders en een vuurwapen op een bank liggen, op een eettafel meerdere kommen met zeven met daarin verdovende middelen staan en ook elders in de woonkamer meerdere hoeveelheden verdovende middelen liggen. Bij de daaropvolgende doorzoeking van de woning werd nog een derde vuurwapen aangetroffen. In totaal bleek bijna een halve kilo cocaïne en ruim vier kilo heroïne in de woonkamer te liggen. Bovendien werd bijna een halve kilo paracetamol en, in een slaapkamer, onderdelen van een drukpers, een pers en een krik aangetroffen. Ook werden in de woning 12 telefoons en een geldtelmachine aangetroffen.
Het betoog van de raadsvrouw dat er mogelijk een deken over de drugs op de eettafel heeft gelegen en/of dat de drugs mogelijk door de politie zijn verplaatst en zo in het zicht zijn geplaatst, wordt weerlegd door de verklaring van de medeverdachte [naam medeverdachte] . Daaruit blijkt dat zij de betreffende kommen met zeven en poeders heeft gezien voordat de politie in de woning kwam. Er is geen begin van aannemelijkheid dat de politie drugs heeft ‘ontbloot’ of verplaatst. [1] Voor de twee vuurwapens die de politie direct bij binnenkomst zag, geldt verder nog dat één van de agenten heeft geverbaliseerd dat de Kalasnikov tegen de bank aan stond en hij deze zag bij de aanhouding van de verdachte. Ook zag hij dat er op de bank, ter hoogte van de Kalasnikov, drie patroonhouders en een handvuurwapen lagen. Kortom: ook de twee vuurwapens die door de politie als eerste zijn gevonden, lagen in het zicht. De rechtbank gaat er dus vanuit dat de foto’s in het dossier een getrouwe weergave geven van de aangetroffen situatie, een situatie waarin drugs en vuurwapens open en bloot lagen.
De verdachte is die nacht rond 02:00 uur samen met de medeverdachte [naam medeverdachte] naar de woning gekomen, zo volgt uit hun beider verklaringen en de camerabeelden van de centrale toegangshal van het woningcomplex.
De verdachte is dus gedurende ongeveer vier uur in een woonkamer geweest waarin zich (grotendeels) open en bloot vuurwapens en verdovende middelen bevonden. De rechtbank concludeert op grond hiervan dat de verdachte in elk geval wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de wapens en de verdovende middelen. De verklaring van de verdachte dat hij vier uur lang in vrijwel complete duisternis in de woning heeft vertoefd en de goederen daarom niet gezien zou hebben, acht de rechtbank niet aannemelijk en wordt bovendien weersproken door de hiervoor al aangehaalde verklaring van de medeverdachte [naam medeverdachte] .
De volgende vraag die voorligt is of de verdachte ook de beschikkingsmacht over de wapens en verdovende middelen heeft gehad. Hierover overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het samenstel van de in de woning aangetroffen goederen leidt de rechtbank af dat deze werd gebruikt als “versnijdingspand”, zijnde een woning waar drugs worden bewaard en bewerkt om voor (weder)verkoop geschikt te maken. De woning was in dat kader zwaar bewapend met vuurwapens. Het ligt in de rede dat de persoon of personen die verantwoordelijk zijn voor de handel of distributie van de verdovende middelen er belang bij hebben dat hun activiteiten verborgen blijven en zij derden die niets met die bezigheden van doen hebben niet tot die woning toelaten. De aangetroffen situatie – waar drugs en vuurwapens in de woning voor een ieder klip en klaar te zien waren – schreeuwt dan ook om een uitleg van de zijde van de verdachte. Daar komt nog bij dat op zijn horloge (indicatief geteste) sporen van cocaïne zijn aangetroffen en dat één van de drie vuurwapens zijn DNA-materiaal bleek te bevatten. Anders dan door de verdediging is betoogd, vormen dit wel degelijk aanwijzingen dat de verdachte daadwerkelijk verdovende middelen en één van de vuurwapens in zijn handen heeft gehad.
De verdachte heeft voor zijn aanwezigheid in de woning, de drugssporen op zijn horloge en zijn DNA-materiaal op het vuurwapen geen aannemelijke alternatieve verklaring gegeven. De door de verdediging gestelde “secondary transfer” is in het geheel niet gesubstantieerd. De verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij in de woning aanwezig was om te chillen en dat hij de wapens en verdovende middelen niet heeft gezien, is naar het oordeel van de rechtbank daarom niet als een aannemelijk alternatief scenario aan te merken. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de verdachte minst genomen enige organisatorische of functionele betrokkenheid bij dit versnijdingspand had en daarmee beschikkingsmacht.
De rechtbank concludeert dan ook dat de verdachte wetenschap van en beschikkingsmacht over de wapens, drugs en overige ten laste gelegde voorwerpen en stoffen heeft gehad. Dit geldt ook voor het ene vuurwapen dat mogelijk niet direct in het zicht heeft gelegen (het wapen dat bij de doorzoeking is gevonden), omdat de verdachte onder de omstandigheden zoals hiervoor uiteengezet bewust de aanmerkelijke kans op het voorhanden hebben van dit vuurwapen heeft aanvaard.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
Hij, op 3 juli 2019, in een pand aan de [adres delict] te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen
opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van 478 gram van een materiaal bevattende cocaïne, en een hoeveelheid van (in totaal) 4.013,9 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en heroïne, middel
enals bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I;
2.
Hij op 3 juli 2019 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken,
verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van een of meer hoeveelheid/heden van een materiaal bevattende cocaïne en heroine, zijnde cocaïne en heroine
middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden
had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven
bedoelde feit hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s):
- de woning gelegen aan de [adres delict] te Rotterdam gebruikt en/of
beschikbaar gesteld (gekregen), en
- versnijdingsmiddelen, te weten 472,4 gram paracetamol voorhanden gehad,
en
- teiltjes en onderdelen van een drukpers en een krik en een pers voorhanden gehad;
3.
Hij, op 3 juli 2019, in een pand aan de [adres delict] te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen
vuurwapens als bedoeld in de zin van artikel 2, lid 1
categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, te weten
vuurwapens in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet,
- van het merk/type Glock 19 Gen 4, 9mm, voorzien van serienummer [serienummer 1] ,
en
- van het merk/type Fn Gp 35 (High Power), 9mm, voorzien van serienummer
[serienummer 2] ,
en
een wapen als bedoeld in de zin van artikel 2 lid 1, categorie II, onder 3
en 2 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van
artikel 1 onder 3 van die wet,
- van het merk/type Zastava M70 Bi, 7.62 x 39mm, voorzien van serienummer
[serienummer 3] , voorhanden heeft gehad;
4.
Hij, op 3 juli 2019, in een pand aan de [adres delict] te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen
munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet Wapens en Munitie, te
weten munitie als bedoeld in artikel 2, lid 2 van die wet van Categorie III,
te weten:
- negen, kogelpatronen, kaliber 9mm, van het merk Gfl, en
- vijftien, kogelpatronen, kaliber 9mm, en
- eenennegentig, kogelpatronen, kaliber 7.62 x
39mm, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 2:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
Feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
Feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte is samen met drie anderen aangetroffen in een “versnijdingspand”, een woning die gebruikt werd ten behoeve van het bewaren en bewerken van handelshoeveelheden harddrugs. De verdachte had in die woning samen met zijn medeverdachten, naast ruim vier kilo heroïne en bijna een halve kilo cocaïne, ook een automatisch vuurwapen en twee handvuurwapens voorhanden. Het betrof, kortom, een zwaar bewapend operationeel versnijdingspand.
Het is algemeen bekend dat verdovende middelen schadelijk zijn voor de volksgezondheid en dat het gebruik ervan bezwarend is voor de samenleving. De verspreiding van en handel in harddrugs gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, terwijl ook het gebruik ervan vaak gepaard gaat met door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stoffen, hetgeen vaak overlast voor de samenleving met zich brengt. Het onbevoegd bezit van wapens en munitie levert daarnaast in het algemeen het risico van het feitelijk gebruik van die wapens op, met alle gevolgen van dien. Tegen verboden vuurwapenbezit dient dan ook streng te worden opgetreden. Dit geldt hier temeer, omdat in de drugshandel het gebruik van vuurwapens niet zelden tot slachtoffers leidt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 juni 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, naast de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen contant geld van in totaal
€ 1.515,- verbeurd te verklaren en het in beslag genomen horloge, merk/type Rolex Day-Date, terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om teruggave aan de verdachte van zowel het geldbedrag als het horloge, aangezien beide geen connectie hebben met enig strafbaar feit.
8.3.
Beoordeling
Het in beslag genomen contant geld van in totaal € 1.515,- behoort aan de verdachte toe. Het fysiek vervoeren van een dergelijk groot bedrag aan contanten is op zichzelf al enigszins ongebruikelijk gelet onder andere op de daarmee gepaard gaande veiligheidsrisico’s. Uit de bewezenverklaarde feiten volgt bovendien dat de verdachte betrokken is geweest bij een hoeveelheid verdovende middelen, waarvan, gelet op de omvang, niet anders kan worden geconcludeerd dan dat deze bestemd was voor de verkoop. Het is algemeen bekend dat er veel contant geld omgaat in de handel in verdovende middelen. Onder deze omstandigheden, en bij gebreke van een voldoende concreet onderbouwde verklaring van de verdachte die tot een andere conclusie zou moeten leiden, is de rechtbank van oordeel dat het geld geheel of grotendeels door middel van de bewezen verklaarde strafbare feiten is verkregen. Het geld zal daarom worden verbeurd verklaard.
Ten aanzien van het in beslag genomen horloge zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte omdat genoegzaam is gebleken dat dit horloge een erfstuk betreft van zijn overleden moeder.

9..Voorlopige hechtenis

De verdediging heeft primair verzocht om de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen en subsidiair deze opnieuw te schorsen in afwachting van een eventueel hoger beroep tegen deze uitspraak. Hiertoe is aangevoerd dat de verdachte zich gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis aan de voorwaarden heeft gehouden en inmiddels ook een baan heeft.
De rechtbank wijst beide verzoeken af en overweegt daartoe als volgt.
Gelet op onderhavig vonnis is sprake van ernstige bezwaren tegen verdachte dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten waarvoor de voorlopige hechtenis is bevolen. Verder is de rechtbank gezien de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten van oordeel dat er er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte een misdrijf zal begaan waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld en een misdrijf waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht. Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis moet dus worden afgewezen.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat, met het wijzen van dit veroordelend vonnis, de aangevoerde persoonlijke belangen van de verdachte niet (langer) opwegen tegen het strafvorderlijk belang bij het laten herleven van de voorlopige hechtenis.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 tot en met 4: het contant geld van in totaal € 1.515,00;
- gelast de teruggave aan verdachte van: het horloge, merk/type Rolex Day-Date.
wijst af de verzoeken tot opheffing en schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en A. Bonder, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.M.H. van Mullekom, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 juli 2020.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
Hij, op of omstreeks 3 juli 2019, in een pand aan de [adres delict] te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 478 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid
van een materiaal bevattende cocaïne, en/of
- een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 4.013,9 gram heroïne, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne,
zijnde cocaïne en/of heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
2.
Hij in of omstreeks periode van 3 juli 2019 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken,
verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van
Nederland brengen van een of meer hoeveelheid/heden van een
materiaal bevattende cocaïne en/of heroine, zijnde cocaïne en/of heroine een
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden
had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven
bedoelde feit
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s):
- de woning gelegen aan de [adres delict] te Rotterdam gebruikt en/of
beschikbaar gesteld (gekregen), en/of
- versnijdingsmiddelen, te weten 472,4 gram paracetamol voorhanden gehad,
en/of
- een of meerdere teiltjes en/of onderdelen van een drukpers en/of een krik
en/of een pers voorhanden gehad;
3.
Hij, op of omstreeks 3 juli 2019, in een pand aan de [adres delict] te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een of meerdere vuurwapens als bedoeld in de zin van artikel 2, lid 1
categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, te weten (een)
vuurwapen(s) in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet,
- van het merk/type Glock 19 Gen 4, 9mm, voorzien van serienummer [serienummer 1] ,
en/of
- van het merk/type Fn Gp 35 (High Power), 9mm, voorzien van serienummer
[serienummer 2] ,
en/of
een wapen als bedoeld in de zin van artikel 2 lid 1, categorie II, onder 3
en/of 2 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van
artikel 1 onder 3 van die wet,
- van het merk/type Zastava M70 Bi, 7.62 x 39mm, voorzien van serienummer
[serienummer 3] ,
voorhanden heeft gehad;
4.
Hij, op of omstreeks 3 juli 2019, in een pand aan de [adres delict] te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet Wapens en Munitie, te
weten munitie als bedoeld in artikel 2, lid 2 van die wet van Categorie III,
te weten:
- negen, althans één of meerdere, kogelpatro(o)n(en), kaliber 9mm, van het
merk Gfl, on/of
- vijftien, althans één of meerdere, kogelpatro(o)n(en), kaliber 9mm, en/of
- eenennegentig, althans één of meerdere, kogelpatro(o)n(en), kaliber 7.62 x
39mm,
voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.De twee vuurwapens die direct bij binnenkomst zijn gevonden, zijn blijkens het dossier uit het oogpunt van de veiligheid verplaats, maar dat is geverbaliseerd en vormt geen aanwijzing dat de drugs ook verplaatst zouden zijn.