Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift, ingekomen op 10 april 2020, met producties;
- het verweerschrift, ingekomen op 7 mei 2020, met producties;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
2..De vaststaande feiten
3..Het geschil
4. De beoordeling
27 januari 2020 – 13 februari 2020, het vakantiegeld, de uitkering van de niet opgenomen vakantieuren, de wettelijke verhoging en wettelijke rente.
5..De beslissing
- € 2.721,60 bruto aan het achterstallig loon over de periode 27 januari tot en met 13 februari 2020, te vermeerderen met 10% wettelijke verhoging en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto specificatie;
- € 2.724,98 bruto aan openstaande vakantieuren (121,11 uren in totaal), te vermeerderen met 10% wettelijke verhoging en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto specificatie;
- € 2.324,40 bruto aan vakantiegeld, te vermeerderen met 10% wettelijke verhoging en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto specificatie,
- € 250,- netto aan ten onrechte verrekende schade, te vermeerderen met 10% wettelijke verhoging en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
- € 776,05 aan buitengerechtelijke incassokosten;