ECLI:NL:RBROT:2020:6539

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
22 juli 2020
Zaaknummer
10/750063-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal container en invoer van cocaïne door middel van pincodefraude

Op 9 juli 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de diefstal van een container en de invoer van 400 kilogram cocaïne. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met twee medeverdachten, op 19 december 2019 in Rotterdam een container heeft gestolen door middel van pincodefraude. De container, die oorspronkelijk een lading mango's bevatte, bleek 400 kilogram cocaïne te bevatten. De rechtbank stelde vast dat de verdachte een sturende en organiserende rol had in deze criminele activiteiten, wat resulteerde in een gevangenisstraf van zes jaar. De medeverdachten werden ook veroordeeld, maar hun straffen waren lager omdat zij minder betrokken waren bij de organisatie van de diefstal en invoer. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachten zich schuldig hadden gemaakt aan een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij zij gebruik maakten van valse sleutels en pincodefraude om de container te stelen en de cocaïne in Nederland te brengen. De rechtbank wees op de ernst van de feiten en de maatschappelijke impact van de drugshandel, wat leidde tot de opgelegde straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/750063-20
Datum uitspraak: 9 juli 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Irak) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman M.J.C. Verlaan, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 juni 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Samengevat wordt de verdachte verweten dat hij op 19 december 2019 in vereniging een container heeft gestolen door middel van een valse sleutel (feit 3), 400 kilogram cocaïne heeft ingevoerd in Nederland (feit 1) en die cocaïne tevens opzettelijk heeft vervoerd of aanwezig heeft gehad (feit 2). Feit 4 ziet primair op een poging tot invoer van 587 kilogram cocaïne in vereniging, gepleegd in de periode van 1 tot en met 28 november 2019 te Rotterdam, althans in Nederland. Subsidiair is dat feit ten laste gelegd als het plegen van voorbereidingshandelingen ten aanzien van die invoer.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S. Sondermeijer heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 4 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering (feiten 1, 2 en 3)
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. De verklaringen van de medeverdachten zijn niet consistent en de verklaringen waarin zij de verdachte aanwijzen als opdrachtgever zijn daarom niet betrouwbaar. De verdachte is niet degene geweest die opdracht heeft gegeven om de container uit te halen. De handelingen van de verdachte voor [naam 1] en [naam 2] waren van ondersteunende aard en moeten gezien worden als investering in de toekomst. De verdachte heeft zich niet achter deze personen verscholen.
4.1.2.
Vaststaande feiten
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt.
Melding onrechtmatig opgehaalde container
Op 19 december 2019 heeft de directeur van de firma [naam bedrijf 1] telefonisch contact opgenomen met de Douane omdat zijn container met nummer [containernummer 1] was opgehaald door iemand anders dan zijn gebruikelijke vervoerder. De container was afkomstig uit Brazilië en bevatte een lading mango’s. De container is opgehaald door onrechtmatig gebruik van de voor de container aangemaakte pincode.
Onderzoek naar ophalen container
Na ontvangst van de melding heeft de Douane een onderzoek gestart. Uit dat onderzoek is gebleken dat de medeverdachte [naam medeverdachte 1] (hierna: [naam medeverdachte 1] ) de bestuurder was van de truck (kenteken [kentekennummer 1] ) met de oplegger (kenteken [kentekennummer 2] ) waar de container met hiervoor vermeld nummer op stond (hierna: de vrachtwagen) toen die het terrein van [naam bedrijf 2] (hierna: [naam bedrijf 2] ) afreed. [naam medeverdachte 1] is enkele minuten later gestopt bij het Shell tankstation gelegen aan de Hormuzstraat te Rotterdam. Daar heeft de medeverdachte [naam medeverdachte 2] (hierna: [naam medeverdachte 2] ) de vrachtwagen overgenomen. Even later is de vrachtwagen rijdend gezien op de A15 richting Rotterdam, enige tijd gevolgd en vervolgens langs de kant gezet en aan een controle onderworpen. Op dat moment werd de vrachtwagen nog steeds bestuurd door [naam medeverdachte 2] . De eindbestemming van de actieve route op het navigatiesysteem in de vrachtwagen betrof het adres [adres] .
Cocaïne
De vrachtwagen is vervolgens overgebracht naar de scanlocatie van de Douane op de Maasvlakte. Op de scanbeelden van de container is een afwijking gezien in een bepaald pallet. Na fysieke controle van de dozen op het pallet bleek dat in de dozen vierhonderd pakketten met (vermoedelijk) cocaïne waren geplaatst, met een nettogewicht van in totaal bijna 400 kilogram (namelijk 399.69 kilogram). Dertig pakketten zijn bemonsterd en na onderzoek van deze monsters in het laboratorium van de Douane is vastgesteld dat al deze monsters cocaïne bevatten.
iPhone 5s (werktelefoon) en telefoonnummer [telefoonnummer 1] (van [naam 2] )
Onder [naam medeverdachte 2] is bij zijn aanhouding onder andere een Apple iPhone 5s in beslag genomen. Deze telefoon is door [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] aangemerkt als de werktelefoon. In deze telefoon zat een simkaart met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] (hierna: … [telefoonnummer 2] ). Dat nummer bleek op 18 december 2019 iets na 11:00 uur in gebruik te zijn genomen, waarbij een zendmast aan de Johan de Wittstraat in Wassenaar werd aangestraald. Ook bleek dit nummer alleen en veelvuldig contact te hebben gehad met het nummer [telefoonnummer 1] (hierna: … [telefoonnummer 1] ) dat in de iPhone 5s was opgeslagen onder de naam [naam 2] en dat ook op 18 december 2019 iets na 11:00 in gebruik is genomen. Direct na die ingebruikname werd een zendmast aan de Johan de Wittstraat in Wassenaar aangestraald. Het telefoonnummer (… [telefoonnummer 1] ) heeft op de ochtend van de uithaal van de hiervoor bedoelde container via WhatsApp gegevens gestuurd naar de werktelefoon (… [telefoonnummer 2] ) met het nummer van de container, het schip waarmee deze was vervoerd en de pincode , alsmede het adres [adres] . Na de aanhouding van [naam medeverdachte 2] is op de iPhone 5s nog een oproep ontvangen vanaf het nummer [telefoonnummer 3] (hierna: … [telefoonnummer 3] ). Dit telefoonnummer staat op naam van [naam verdachte] en is naar eigen zeggen al jaren bij hem in gebruik en is gekoppeld aan de onder hem in beslag genomen iPhone 11.
Alle contacten van het telefoonnummer (… [telefoonnummer 1] ) zijn met het nummer in de iPhone 5s (… [telefoonnummer 2] ), met uitzondering van een uitgaande oproep naar het Bulgaarse telefoonnummer van [naam medeverdachte 2] .
CMR
Onder [naam medeverdachte 2] is ook een ingevulde CMR-vrachtbrief (hierna: CMR) in beslag genomen. Hierop stond als ontvanger van de container het vestigingsadres van de firma [naam bedrijf 1] in Ridderkerk vermeld. Dit wijkt af van het adres waar de container volgens de aangifte van [naam bedrijf 1] had moeten worden afgeleverd, namelijk bij hun opslaglocatie in Barendrecht. Op de CMR stond daarnaast als transporteur vermeld [naam bedrijf 4] . Ook dit wijkt af van de transporteur die de container volgens de aangifte van [naam bedrijf 1] had moeten vervoeren, te weten transportbedrijf [naam bedrijf 3] .
[naam bedrijf 4] en [naam bedrijf 5]
Volgens diverse documenten zijn bij het uithalen van de container (op papier) twee bedrijven betrokken geweest: [naam bedrijf 4] en [naam bedrijf 5] . Het op de CMR vermelde bedrijf [naam bedrijf 4] is opgericht op 6 december 2019, is gevestigd in Breda en heeft als eigenaar [naam 2] (hierna: [naam 2] ). Gebleken is dat bij de oprichting van [naam bedrijf 4] naast [naam 2] ook verdachte [naam verdachte] bij de Kamer van Koophandel aanwezig was. Bij het ophalen van de container bij [naam bedrijf 2] heeft [naam medeverdachte 1] zich gelegitimeerd met een cargocard van de firma [naam bedrijf 5] . Dit bedrijf is op 10 juli 2019 opgericht door [naam 1] en is gevestigd in Dordrecht. Uit onderzoek naar het door [naam verdachte] gebruikte telefoonnummer (… [telefoonnummer 3] ) is gebleken dat [naam verdachte] van ene [naam 3] foto’s van poststukken op naam van [naam 1] doorgestuurd kreeg, onder andere over de bankrekening van [naam bedrijf 5] . Zo stuurde [naam 3] op 16 juli 2019 aan [naam verdachte] een foto met meerdere poststukken waaronder een brief van ING, waarbij [naam 3] meldde: “Je moet snel komen halen, er zit een pas in en ik ga donderdag op vakantie”. Uit andere chats bleek dat [naam verdachte] kon beschikken over de bankrekening van [naam bedrijf 5] . Daarnaast is gebleken dat [naam bedrijf 5] is gevestigd in dezelfde loods in Werkendam als het bedrijf [naam bedrijf 6] waarvoor [naam verdachte] , naar eigen verklaring, werkzaam is.
Vrachtwagen en oplegger
De vrachtwagen en de oplegger zijn op naam van [naam bedrijf 5] gehuurd bij [naam bedrijf 7] in Roosendaal. Uit de huurovereenkomsten blijkt dat de vrachtwagen op 2 december 2019 door [naam medeverdachte 2] is opgehaald namens “ [naam bedrijf 6] ” en dat [naam medeverdachte 2] met die vrachtwagen op 9 december 2019 namens “ [naam bedrijf 5] [naam 1] ” de oplegger heeft opgehaald. Uit aanvullende informatie van [naam bedrijf 7] blijkt dat de communicatie met betrekking tot de verhuur verliep via een ander bedrijf, te weten [naam bedrijf 6] uit Wassenaar en dat in het klantenbestand van [naam bedrijf 7] bij [naam bedrijf 5] het telefoonnummer (… [telefoonnummer 3] ) van [naam verdachte] stond vermeld.
iPhone 11 van [naam verdachte]
Onder [naam verdachte] is een iPhone 11 in beslag genomen met het nummer (… [telefoonnummer 3] ). Naast de hiervoor weergegeven informatie uit chatgesprekken over [naam bedrijf 5] , bevat deze iPhone 11 van [naam verdachte] nog meer informatie die relevant is voor de beoordeling van de ten laste gelegde feiten. Zo is met deze telefoon op de dag van de uithaal een Apple authenticatie proces uitgevoerd voor het telefoonnummer … [telefoonnummer 2] , het telefoonnummer dat in de de werktelefoon werd gebruikt. Uit hetgeen door de Douane is gerelateerd blijkt het volgende:
Zodra er op een nieuw apparaat wordt ingelogd met het Apple ID dan wordt er een verificatiecode gestuurd naar een vertrouwd apparaat. Met deze code kan het Apple ID ingesteld worden op het nieuwe apparaat. Zodra dit gedaan is hoeft deze authenticatie niet meer gedaan te worden tenzij er uitgelogd wordt, het apparaat gewist of het wachtwoord gewijzigd wordt.
Tevens zijn in deze telefoon chatgesprekken aangetroffen met contact “ [naam contact] ” die over [naam 2] gaan. [naam verdachte] stuurt op vrijdag 29 november 2019 een foto van het paspoort van [naam 2] en vraagt later of [naam contact] een afspraak heeft gemaakt. [naam verdachte] meldt dat “hij maandag hier is”. Op 30 november 2019 laat [naam contact] weten dat de afspraak bij de gemeente Breda is gemaakt voor woensdag 4 december. Zoals hiervoor is gebleken heeft [naam 2] [naam bedrijf 4] op 6 december 2019 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.
Vergelijking telefoonnummers
Alle eerder beschreven telefoonnummers zijn onderling vergeleken. Daarbij valt op dat de telefoonnummers van [naam verdachte] (… [telefoonnummer 3] ), de iPhone 5s (… [telefoonnummer 2] ) en [naam 2] (… [telefoonnummer 1] ) alle op 18 december 2019 in de ochtend in Wassenaar aanstralen. Zoals hierboven is beschreven, zijn de nummers uit de iPhone 5s en van [naam 2] bovendien die ochtend rond hetzelfde tijdstip voor het eerst in Wassenaar in gebruik genomen. Alle drie de nummers stralen vervolgens zendmasten aan op de route naar Werkendam. Alle drie de nummers blijven ’s middags in Werkendam. Het nummer in de iPhone 5s blijft ’s avonds achter in Werkendam als de nummers van [naam verdachte] en [naam 2] samen (ongeveer) dezelfde zendmasten aanstralen in Wassenaar en Maassluis.
Ook op 19 december 2019 stralen de nummers van [naam verdachte] en [naam 2] ongeveer dezelfde zendmasten aan in Maassluis. Vervolgens stralen de nummers van [naam verdachte] en [naam 2] van
’s ochtends vroeg tot 12:35 aan in Zevenbergen, terwijl beide nummers de iPhone 5s (… [telefoonnummer 2] ) en om 10:45 uur het Bulgaarse mobiele telefoonnummer van [naam medeverdachte 2] bellen.
Verklaringen [naam medeverdachte 1]
heeft verschillende verklaringen afgelegd. Uit zijn verklaringen van 5 en 26 februari 2020 valt het volgende op te maken. [naam medeverdachte 1] is op de avond van 17 december 2019 opgehaald door [naam verdachte] bij Maasvlakte Plaza waar zijn eigen vrachtwagen stond. Hij heeft die nacht bij [naam verdachte] in Wassenaar geslapen. De afspraak was om op 19 december 2019 om 7 uur een container op te halen met [naam medeverdachte 2] . Hij was op 18 december 2019 samen met [naam medeverdachte 2] in de werkplaats van [naam bedrijf 5] in Werkendam. Hij is op 19 december 2019 met de vrachtwagen van [naam bedrijf 5] naar de Maasvlakte gereden en [naam medeverdachte 2] reed in zijn eigen BMW. In de vrachtwagen lag de iPhone 5s en hij trof op het dashboard de CMR aan. Die CMR heeft hij ingevuld. Hij had nog geen pincode, dus is hij met [naam 2] gaan bellen. Hij kreeg de pincode omstreeks 10:00 uur. Vervolgens heeft hij met de vrachtwagen van [naam bedrijf 5] de container uitgehaald en bij het Shell tankstation bij de Maasvlakte Plaza overgedragen aan [naam medeverdachte 2] . Daar heeft hij [naam medeverdachte 2] geholpen met het instellen van het navigatiesysteem. Daarna is hij met de BMW van [naam medeverdachte 2] naar Werkendam gereden, maar na telefonisch contact met [naam verdachte] is hij weer terug naar de Maasvlakte gereden. Hij heeft van [naam verdachte] 500 euro ontvangen.
Verklaringen [naam medeverdachte 2]
Ook [naam medeverdachte 2] heeft verschillende verklaringen afgelegd. Uit zijn verklaring van 6 februari 2020 valt het volgende op te maken. Hij heeft op 2 december 2019 een vrachtwagen gehuurd in opdracht en in aanwezigheid van [naam 4] , de chef van [naam bedrijf 5] . Op 18 december 2019 heeft [naam 4] hem in contact gebracht met [naam medeverdachte 1] . [naam medeverdachte 2] heeft op die datum een ontmoeting gehad met [naam medeverdachte 1] en [naam 4] in een loods in Werkendam. [naam 4] heeft de garage laten zien en zei tegen [naam medeverdachte 2] dat [naam medeverdachte 1] de vrachtwagen zou uithalen en dat [naam medeverdachte 2] de vrachtwagen moest wegbrengen. [naam medeverdachte 2] heeft [naam verdachte] op een foto herkend als de [naam 4] waarover hij verklaard heeft. [naam 2] kent hij niet en heeft hij nooit ontmoet.
Verklaringen [naam verdachte]
heeft betrokkenheid bij de feiten ontkend. Hij heeft verklaard dat hij [naam 2] en [naam 1] alleen heeft geholpen bij het oprichten van hun bedrijven. Hij zag dat als een investering en hoopte daar later opdrachten door binnen te kunnen halen. Hij heeft ontkend dat [naam medeverdachte 1] op 18 december 2019 bij hem in Wassenaar is geweest en ook dat hij € 500,- aan [naam medeverdachte 1] heeft betaald.
4.1.3.
Beoordeling
Vast staat dat er met de container bijna 400 kg cocaine is ingevoerd. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de verdachten hierbij strafbare betrokkenheid hadden. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt hiertoe als volgt.
Uit de vaststaande feiten blijkt dat de container door middel van pincodefraude door verdachte [naam medeverdachte 1] bij [naam bedrijf 2] is opgehaald en is overgedragen aan [naam medeverdachte 2] . [naam medeverdachte 1] heeft een pincode gebruikt die hij niet had mogen gebruiken. Hij heeft die pincode op de iPhone 5s ontvangen van het telefoonnummer … [telefoonnummer 1] .
Uit de vaststaande feiten blijkt ook dat het telefoonnummer … [telefoonnummer 1] in gebruik is genomen op 18 december 2019 in Wassenaar, waarbij een zendmast in de buurt van de woning van [naam verdachte] werd aangestraald en dat dit nummer op 18 en 19 december 2019 is meegereisd met het telefoonnummer … [telefoonnummer 3] dat [naam verdachte] al jarenlang gebruikt. Beide nummers stralen rond de uithaal aan via zendmasten in elkaars omgeving en hebben contact gezocht met de iPhone 5s (de werktelefoon in de vrachtwagen) en het eigen Bulgaarse nummer van [naam medeverdachte 2] . Deze feiten leiden, in onderling verband, tot de conclusie dat [naam verdachte] de gebruiker was van het telefoonnummer … [telefoonnummer 1] en dat [naam verdachte] de pincode ten behoeve van de uithaal aan [naam medeverdachte 1] heeft gestuurd. De verklaring van [naam verdachte] dat hij mogelijk op 18 en 19 december 2019 is gevolgd door [naam 2] en dat [naam 2] daarom dezelfde zendmasten heeft aangestraald is niet aannemelijk, zulks alleen al niet omdat [naam verdachte] niet heeft verklaard hoe het zou hebben gekund dat [naam 2] twee dagen lang ongemerkt zo dicht bij hem in de buurt kon zijn.
De betrokkenheid van [naam verdachte] bij de uithaal blijkt niet alleen uit de hiervoor genoemde telefoongegevens, maar ook uit andere omstandigheden. [naam verdachte] heeft de bedrijven [naam bedrijf 5] en [naam bedrijf 4] opgericht met behulp van [naam 1] en [naam 2] . [naam 1] en [naam 2] kunnen niet anders dan als katvangers worden aangemerkt. De informatie in de gesprekken in de iPhone 11 van [naam verdachte] rondom de komst van [naam 2] wekt de indruk dat [naam 2] slechts kort naar Nederland is gehaald met als enig doel om het bedrijf [naam bedrijf 4] op zijn naam te registreren. [naam verdachte] was bij die oprichting aanwezig. Met betrekking tot [naam bedrijf 5] is er minder informatie over de oprichting, maar uit de chat van [naam verdachte] met [naam 3] blijkt dat al in mei 2019 wordt besproken om naar de gemeente in Dordrecht te gaan. Vervolgens wordt [naam verdachte] gedurende meer dan een half jaar geinformeerd door [naam 3] of een vervanger als er post voor [naam 1] is ontvangen en beschikt [naam verdachte] over de bankrekening van Eurotransport. Voorts is het telefoonnummer … [telefoonnummer 3] van [naam verdachte] op verschillende momenten rondom de uithaal opgegeven als contact: bij de huur van de vrachtwagen waarmee de container is uitgehaald, in verband met de door [naam medeverdachte 1] bij de uithaal gebruikte cargocard en als telefoonnummer van de bij [naam bedrijf 2] opgegeven vervoerder van de container, EURB. De stelling van [naam verdachte] dat hij enkel (als tolk) heeft geholpen bij deze bedrijven en soms wat post ophaalde, is gelet op de intensiteit van zijn bemoeienis bij deze bedrijven niet aannemelijk geworden.
De betrokkenheid van [naam verdachte] blijkt verder uit de verklaring van [naam medeverdachte 2] van 6 februari 2020. Hij wees toen [naam verdachte] aan als degene die hem opdracht gaf om de container te vervoeren en om de gehuurde vrachtwagen op te halen.
Een dag voor de uithaal van de container is er een ontmoeting geweest in Werkendam tussen de drie verdachten. Dit blijkt uit de verklaringen van [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] en uit de route die de vergeleken telefoonnummers hebben afgelegd.
De rechtbank leidt uit dit alles, in onderling verband en samenhang bezien, af dat [naam verdachte] de organisator (mogelijk met anderen) van de uithaal was en dat hij de opdrachtgever en aanstuurder was van [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] .
[naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] hebben beiden verklaard dat zij niet op de hoogte waren van de diefstal van de container of de verborgen inhoud van de container. De schimmige omstandigheden waaronder gewerkt is spreken dat echter tegen. Het is een feit van algemene bekendheid dat via de haven veel drugs worden ingevoerd. Beide verdachten hebben verklaard al jarenlang beroepschauffeur te zijn. Toch zouden zij niet zijn gealarmeerd door allereerst het feit dat [naam medeverdachte 1] de vrachtwagen alleen van het [naam bedrijf 2] terrein zou afrijden om hem vervolgens na een paar kilometer over te dragen aan [naam medeverdachte 2] voor het verdere vervoer. De vermelding van [naam bedrijf 4] op de CMR terwijl de door [naam medeverdachte 1] gebruikte cargopas van [naam bedrijf 5] was, deed hem niet twijfelen. Ook het doorsturen via een bericht op de werktelefoon van een van de CMR afwijkend afleveradres in Breda, gaf [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] geen reden om te twijfelen aan de gang van zaken. Dit terwijl [naam medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij dat in Nederland nog niet eerder had meegemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank zouden de geschetste omstandigheden op zijn minst argwaan hebben moeten wekken. Maatregelen als cargocards en CMR’s gelden niet voor niets en dienen ertoe misbruik te voorkomen. De rechtbank gelooft niet dat de verdachten blind zijn geweest voor deze omstandigheden.
Door de verdediging van [naam verdachte] is tegengeworpen dat [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] verschillende verklaringen hebben afgelegd en dat zij in hun laatste verklaringen bij de rechter-commissaris, de in februari 2020 voor [naam verdachte] belastende verklaringen hebben gewijzigd. [naam medeverdachte 2] heeft op 11 juni 2020 bij de rechter-commissaris verklaard dat [naam 2] de opdrachtgever was, [naam medeverdachte 1] heeft op 11 juni 2020 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij de opdracht van [naam bedrijf 5] heeft ontvangen via WhatsApp, en dat hij aan het whatsappbericht niet kon zien wie de afzender was. Hij heeft de betaling voor het transport via [naam verdachte] ontvangen omdat hij via [naam verdachte] met het bedrijf in contact was gekomen en omdat hij ( [naam medeverdachte 1] ) helemaal klaar was met die andere jongens.
De rechtbank volgt deze laatste verklaringen van [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] niet omdat zij geen enkele opheldering bieden over hoe het zou kunnen dat het telefoonnummer … [telefoonnummer 3] van [naam verdachte] zo veelvuldig in verband met deze uithaal is gebruikt (in rechtstreeks contact met de werktelefoon en het Bulgaarse nummer van [naam medeverdachte 2] , in verband met de huur van de vrachtwagen, als contactnummer voor EURB en in verband met de cargocard van [naam medeverdachte 1] ). Mede van belang voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen is het moment waarop die zijn afgelegd.
De eerdere verklaringen die de rechtbank hiervoor heeft samengevat zijn enkele weken na de aanhouding van de verdachten afgelegd. De gebeurtenissen lagen op dat moment nog vers in het geheugen.
De rechtbank is van oordeel dat alle resultaten in onderlinge samenhang bezien maken dat het – behoudens een aannemelijke andersluidende verklaring, waarvan niet is gebleken – niet anders kan zijn dan dat de verdachte [naam verdachte] aan de verdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] de opdracht heeft gegeven om de container met nummer [containernummer 1] uit te halen en verder te vervoeren. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank ook bewezen dat alle verdachten op de hoogte waren van de inhoud van de container en dat er ten aanzien van de ten laste gelegde feiten een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten heeft bestaan. Daarbij speelt ook een rol dat sprake is geweest van betrokkenheid van dezelfde verdachten bij een eerder (mislukt) cocaïnetransport, waarop hierna nader wordt ingegaan.
4.1.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte de onder onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals die hierna bewezen worden verklaard.
4.2.
Vrijspraak zonder nadere motivering (feit 4, primair)
De rechtbank volgt de officier van justitie en de verdediging in hun standpunt dat het onder 4 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering (feit 4, subsidiair)
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat niet is gebleken dat er cocaïne in de container heeft gezeten en dat bewijs van betrokkenheid van de verdachte als medepleger ontbreekt.
4.3.2.
Vaststaande feiten
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt.
Melding onrechtmatig opgehaalde container
Op 28 november 2019 heeft [naam bedrijf 8] ’s ochtends vroeg bij de Douane gemeld dat de container [containernummer 2] was opgehaald door een ander dan haar vaste vervoerder.
In de middag van dezelfde dag is de container alsnog afgeleverd bij [naam bedrijf 8] , door [naam medeverdachte 2] , die reed met een vrachtwagen met kenteken [kentekennummer 3] . Bij het openen van de container bleek dat de lading tussentijds was gelost en onzorgvuldig weer was beladen. Een deel van de lading ontbrak.
Onderzoek naar ophalen container
Uit onderzoek bleek dat de container ’s ochtends was opgehaald door [naam medeverdachte 1] die toen reed in de vrachtwagen met kenteken [kentekennummer 3] . Hij had zich gemeld namens [naam bedrijf 9] en heeft een cargocard op naam van dat bedrijf gebruikt om het [naam bedrijf 2] -terrein te betreden.
4.3.3.
Inleidende overwegingen
De politie heeft van de Braziliaanse opsporingsautoriteiten informatie ontvangen inhoudende dat de container [containernummer 2] in Salvador, Brazilië was gecontroleerd op verdovende middelen waarbij een hoeveelheid van 587 kilogram cocaïne zou zijn aangetroffen.
iPhone 5s
Op 27 november 2019 is in deze telefoon, die op 19 december onder [naam medeverdachte 2] in beslag werd genomen en door [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] in het kader van feiten 1 t/m 3 de werktelefoon werd genoemd, een simkaart met het telefoonnummer [telefoonnummer 4] (hierna: … [telefoonnummer 4] ) in gebruik genomen. Daarbij is de zendmast aan de Johan de Wittstraat in Wassenaar gebruikt. Er is vanaf dat moment slechts telefonisch contact geweest met twee telefoonnummers. Het eerste nummer was [telefoonnummer 5] (hierna: … [telefoonnummer 5] ) en het tweede nummer het Bulgaarse mobiele nummer van [naam medeverdachte 2] .
Op de iPhone 5s zijn foto’s aangetroffen van onder meer informatie met betrekking tot container [containernummer 2] , de pincode en van een chat waarin het adres [adres] wordt genoemd.
In de periode na 28 november 2019 is de telefoon niet gebruikt totdat het nummer … [telefoonnummer 2] in de hiervoor beschreven zaak op 18 december 2019 werd geactiveerd.
Telefoonnummer … [telefoonnummer 5]
Op 27 november 2019 rond 11:20 uur is dit telefoonnummer in gebruik genomen, waarbij een zendmast in Wassenaar werd aangestraald. De rechtbank onderschrijft de conclusie van de politie dat aannemelijk is dat de simkaart … [telefoonnummer 5] is gebruikt ten tijde van de uithaal van de container [containernummer 2] , en dat de verdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] in verband hiermee contact onderhielden met het telefoonnummer … [telefoonnummer 4] , welk nummer op zijn beurt op 27 en 28 november 2019 werd gebruikt in de bij [naam medeverdachte 2] op 19 december 2019 in beslag genomen iPhone 5s.
Verklaringen [naam medeverdachte 2]
heeft ten overstaan van de Belastingdienst/Douane verklaard dat hij op verzoek van [naam 4] naar Nederland is gevlogen. [naam 4] heeft het vliegticket voor [naam medeverdachte 2] betaald.
[naam medeverdachte 2] verklaarde dat hij de opdracht om de container [containernummer 2] naar [naam bedrijf 8] te brengen heeft gekregen van [naam 4] . [naam 4] heeft hem daarvoor op maandagmiddag naar een Shell tankstation langs de A58 nabij Roosendaal gebracht. Daar waren ook twee andere chauffeurs aanwezig die de CMR hebben ingevuld. Hij kreeg daarna de opdracht om de container naar het op de CMR vermelde adres te brengen. [naam medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij de container en het zegelnummer niet heeft gecontroleerd.
[naam medeverdachte 2] heeft in een andere verklaring verklaard dat [naam verdachte] [naam 4] is (zie hiervoor bij de bespreking van de feiten 1, 2 en 3).
Verklaringen [naam medeverdachte 1]
heeft verklaard dat hij [naam verdachte] heeft geholpen om een container uit de haven te halen. Er was een Nederlandse man mee. [naam verdachte] had verteld dat die man alles wist over de vracht. De man liet hem de pincode zien op een telefoon en liet die telefoon achter in de vrachtwagen. De man is tijdens het ophalen van de container uit de vrachtwagen gestapt, na de uithaal is hij weer ingestapt en vervolgens reden ze naar Breda en daarna naar een Shell tankstation aan de A58. Daar aangekomen heeft hij gesproken met [naam verdachte] . De CMR heeft hij niet gezien en dat interesseerde hem toen ook niet zoveel. Hij heeft verklaard dat dit een vriendendienst was en dat de Nederlandse man de eigenaar van de vracht was.
Telefoon [naam medeverdachte 2]
De telefoon van [naam medeverdachte 2] is onderzocht. In de applicatie WhatsApp is een chatgesprek tussen [naam 4] (= [naam verdachte] ) en [naam medeverdachte 2] aangetroffen. Op 21 november 2019 stuurde [naam medeverdachte 2] foto’s van de voor- en achterzijde van zijn identiteitskaart naar [naam verdachte] . Op de telefoon is tevens een foto van een vliegticket op naam van [naam medeverdachte 2] aangetroffen. Het ticket was voor een vlucht van Sofia, Bulgarije naar Eindhoven op 24 november 2019. Die bevindingen ondersteunen de verklaring van [naam medeverdachte 2] dat hij op verzoek en kosten van [naam verdachte] naar Nederland is gevlogen.
Telefoon [naam medeverdachte 1]
Uit de historische verkeersgegevens van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 6] (hierna: … [telefoonnummer 6] ), dat volgens zijn eigen verklaring aan [naam medeverdachte 1] toebehoort, blijkt dat hij op 27 november 2019 tussen 09:58 en 20:06 uur meerdere keren is gebeld door het nummer van [naam verdachte] … [telefoonnummer 3] .
In de telefoon van [naam medeverdachte 1] zijn via WhatsApp verzonden en ontvangen foto’s aangetroffen. [naam medeverdachte 1] heeft op 22 en 25 november 2019 foto’s van de voor- en achterkant van zijn rijbewijs en verblijfstitel doorgestuurd naar [naam 4] (= [naam verdachte] ). [naam verdachte] heeft op 25 november 2019 een foto doorgestuurd waarop te zien was dat er met spoed een XS-key was aangevraagd die afgehaald moest worden bij het Servicepunt Maasvlakte Plaza aan de Hormuzstraat in Rotterdam.
Telefoon [naam verdachte]
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer … [telefoonnummer 3] van [naam verdachte] blijkt dat hij gedurende 27 en 28 november 2019 twintig keer telefonisch contact had met nummer … [telefoonnummer 6] van [naam medeverdachte 1] . Ook blijkt daaruit dat …. [telefoonnummer 3] van [naam verdachte] op die dagen twintig keer contact had met het Bulgaarse nummer van [naam medeverdachte 2] .
Vergelijking telefoonnummers
De bewegingen van de telefoons van [naam verdachte] (… [telefoonnummer 3] ) en het telefoonnummer dat op 27 en 28 november 2019 in de iPhone 5s werd gebruikt (… [telefoonnummer 4] ) zijn onderling vergeleken. Hierbij valt op dat beide nummers op ongeveer gelijke tijdstippen dezelfde zendmasten of zendmasten die in de directe omgeving van elkaar liggen gebruiken: de ochtend van 27 november in Wassenaar, van de avond van 27 november tot 28 november 10:00 in Zevenbergen. Op grond van die bevindingen kan volgens de politie worden geconcludeerd dat [naam verdachte] beide telefoonnummers heeft gebruikt op 27 en 28 november 2019.
4.3.4.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de vaststaande feiten en de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de inleidende overwegingen – en mede gezien de werkwijze die met betrekking tot de feiten op 19 december bewezen zijn verklaard - dat de verdachten voorbereidingshandelingen hebben gepleegd om cocaïne in te voeren. [naam verdachte] heeft [naam medeverdachte 2] daarvoor naar Nederland gehaald. Uit berichten tussen [naam medeverdachte 1] en [naam verdachte] blijkt dat er met spoed door of via [naam verdachte] een XS-Key is aangevraagd voor [naam medeverdachte 1] . Kennelijk met het doel om de genoemde container te kunnen uithalen.
Vervolgens heeft [naam verdachte] in Wassenaar twee prepaid telefoonnummers geactiveerd waarmee [naam verdachte] aan de ene kant en [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] aan de andere kant als chauffeurs met elkaar in contact konden blijven. Het klopt dat er, zoals de verdediging heeft gesteld, nergens expliciet door de verdachten over cocaïne is gesproken. De rechtbank overweegt echter dat vast is komen te staan dat de verdachten een container van het haventerrein hebben gestolen. Die container is uiteindelijk door [naam medeverdachte 2] naar de rechtmatige eigenaar gebracht, maar niet eerder dan nadat deze was doorzocht. Voornoemde omstandigheden zijn, in combinatie met de informatie van de Braziliaanse autoriteiten dat er cocaïne in die bewuste container is aangetroffen en gelet op het feit dat de verdachten enkele weken later op soortgelijke wijze (zoals ook hierna weergegeven onder 4.4.) een container met cocaine hebben ingevoerd, voldoende om te bewijzen dat de verdachten deze container vanwege de cocaïne op het oog hadden. De voorbereidingshandelingen zijn dus gericht geweest op de invoer cocaïne.
4.3.5.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder 4 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals dat hierna bewezen wordt verklaard.
4.4.
Overkoepelende overweging
De onder 1 tot en met 3 en onder 4 ten laste gelegde feiten zien op twee verschillende zaaksdossiers binnen het onderzoek Jacht. Uit de beschreven zaaksdossiers kan een werkwijze worden afgeleid waarbij [naam verdachte] transportbedrijven heeft opgericht om containers, waarin naast de reguliere lading ook verdovende middelen zijn verstopt, uit te kunnen halen. Hij heeft die bedrijven laten oprichten door anderen puur voor dat doel naar Nederland te halen. [naam verdachte] heeft geprobeerd om op die manier zelf buiten schot te blijven. Vervolgens heeft hij prepaidnummers geactiveerd om op een anonieme wijze in contact te kunnen blijven met de chauffeurs die de bewuste container uit de haven haalden en vervolgens naar het losadres brachten. De containers zijn gelost door gebruik te maken van een pincode voor die container zonder dat de verdachten gerechtigd waren om die pincode te gebruiken. Zij waren door de reguliere ontvangers namelijk niet ingeschakeld om de containers op te halen. Hoe die pincodes zijn bemachtigd is niet gebleken. Vervolgens zouden de containers in beide gevallen naar een adres in Breda moeten worden gebracht, een adres dat afweek van het in de CMR genoemde afleveradres.
[naam verdachte] heeft zowel rond de uithaal in november als rond de uithaal in december een iPhone 5s gebruikt die gekoppeld bleek te zijn aan zijn Apple account. In november heeft hij die betreffende iPhone zelf gebruikt en in december bleef die iPhone achter in de vrachtwagen voor de chauffeurs.
[naam medeverdachte 1] beschikte over een cargocard waarmee hij toegang had tot het terrein van de [naam bedrijf 2] . Hij kon daardoor de containers met een door [naam verdachte] gehuurde vrachtwagen ophalen. [naam medeverdachte 2] werd in november ingeschakeld om de container te bezorgen bij de daadwerkelijke ontvanger van de container toen was gebleken dat er geen verdovende middelen in de lading zaten. In december is hij ingeschakeld om de vrachtwagen kort na het uit de haven halen naar het losadres in Breda te vervoeren.
De verdediging heeft de tenlastelegging op losse punten bestreden, maar is er niet in geslaagd om het beeld dat is ontstaan van de samenwerkende drie verdachten te ontkrachten. Wanneer beide zaaksdossiers in samenhang worden bezien, brengt dit de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachten zich binnen het hiervoor omschreven samenwerkingsverband schuldig hebben gemaakt aan de invoer van een grote partij cocaine op 19 december 2019 alsmede aan het plegen van voorbereidingshandelingen daartoe in november 2019.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 19 december 2019 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, heeft gebracht ongeveer 400 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 19 december 2019 te Rotterdam,althans te Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft vervoerd, ongeveer 400 kilogramvan een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 19 december 2019 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening(vanaf de [naam bedrijf 2]
)heeft weggenomen een container met nummer [containernummer 1] , (met daarin een pallet met cocaïne tussen de lading mango's), geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en zijn mededaders,waarbij verdachte en zijn mededaders de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met een (valselijk verkregen) pincode, die hij, verdachte en zijn mededaders niet gerechtigd waren te gebruiken, die container (met daarin een pallet met cocaïne tussen de lading mango's) van de [naam bedrijf 2] op te halen en te vervoeren;

4..subsidiair

hij in de periode 1 november 2019 tot en met 28 november 2019 te Rotterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes medeverdachten
- opdracht gegeven tot het afhalen van een container met kenmerk [containernummer 2] en- (daartoe) zijn, verdachtes medeverdachten naar Nederland laten komen en het vliegticket van zijn medeverdachte betaald en
- telefoongesprekken gevoerd en berichten uitgewisseld met zijn, verdachtes medeverdachten met betrekking tot het afhalen van die container en
- ( daarbij) een foto gestuurd aan één medeverdachte, inhoudende de aanvraag van een portkey en
- berichten ontvangen van één of meer medeverdachte(n) met betrekking tot het afhaaladres en adres van overdracht van voornoemde container en
- één of meer ontmoetingen gehad met medeverdachten
- voornoemde container afgehaald, terwijl hij, verdachte en zijn medeverdachten daartoe niet bevoegd waren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De eendaadse samenloop van:
1.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet
gegeven verbod, terwijl het feit in vereniging wordt gepleegd;
en
2.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet
gegeven verbod, terwijl het feit in vereniging wordt gepleegd;
3.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
4. subsidiair

medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen,

  • een ander trachten te bewegen om dat feit mede te plegen;
  • een ander trachten te bewegen om daartoe middelen en inlichtingen te verschaffen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen 400 kilo cocaïne ingevoerd in Nederland. Om die partij tot hun beschikking te krijgen hebben zij door middel van pincodefraude een container met mango’s gestolen. De pakketten met cocaïne waren in die lading verstopt. Deze container is daarna vervoerd.
Daarnaast heeft de verdachte samen met anderen voorbereidingshandelingen verricht voor de invoer van een grote hoeveelheid cocaïne. De verdachte is aldus betrokken geweest bij twee grote cocaïnetransporten vanuit Zuid-Amerika via de Rotterdamse haven.
De handel in harddrugs leidt tot veel problemen in de maatschappij. Zo gaat dit vaak gepaard met diverse vormen van zware en georganiseerde criminaliteit, zoals geweldsfeiten en het witwassen van geld dat met deze handel wordt verdiend. Ook zijn de gezondheidsrisico’s voor gebruikers van cocaïne groot. Deze drugs zijn namelijk erg verslavend en kunnen bij regelmatig gebruik schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen met zich brengen. Daarbij wordt het milieu bij de productie van cocaine ernstige schade toegebracht. De verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen. Hij heeft kennelijk geen enkele boodschap gehad aan al deze gevolgen, maar is er alleen op uit geweest om er zelf financieel beter van te worden.
De verdachte heeft in vergelijking met zijn medeverdachten een meer sturende en organiserende en instruerende rol gehad en is geraffineerd te werk gegaan. Hij heeft anderen ingeschakeld om bedrijven op te richten met als doel zelf uit het zicht te blijven. Zijn straf valt daarom hoger uit dan de straffen voor de medeverdachten.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 juni 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 55, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 4 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.W.M. Laurijssens, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 19 december 2019 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, heeft gebracht ongeveer 400 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; Artikel 2 jo 10 Opiumwet;
2.
hij op of omstreeks 19 december 2019 te Rotterdam, althans te Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 400 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 19 december 2019 te Rotterdam, althans te Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (vanaf de [naam bedrijf 2] heeft weggenomen een container met nummer [containernummer 1] , (met daarin een pallet met cocaïne tussen de lading mango's), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,te weten door met een (valselijk verkregen) pincode, die hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren te gebruiken, die container (met daarin een pallet met cocaïne tussen de lading mango's) van de [naam bedrijf 2] op te halen en/of weg te voeren/te vervoeren;
4.
hij in of omstreeks de periode 1 november 2019 tot en met 28 november 2019 te Rotterdam, althans te Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 587 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
immers heeft hij, verdachte en/of één of meer van zijn medeverdachte(n)
- opdracht gegeven tot het afhalen van een container met kenmerk [containernummer 2] en/of
-(daartoe) zijn, verdachtes medeverdachte(n) naar Nederland laten komen en/of het/de vliegticket(s) van zijn medeverdachte(n) betaald en/of
-één of meer telefoongesprek(ken) gevoerd en/of één of meer berichten uitgewisseld met zijn, verdachtes medeverdachte(n) met betrekking tot het afhalen van die container en/of
-(daarbij) een foto gestuurd aan één of meer medeverdachte(n), inhoudende de aanvraag van een portkey en/of
- berichten ontvangen van één of meer medeverdachte(n) met betrekking tot het afhaaladres en adres van overdracht van voornoemde container en/of
- één of meer ontmoetingen gehad met één of meer medeverdachte(n)
- voornoemde container afgehaald, terwijl hij, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) daartoe niet bevoegd waren
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode 1 november 2019 tot en met 28 november 2019 te Rotterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van 587 kilogram, althans een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) verdachtes medeverdachten
- opdracht gegeven tot het afhalen van een container met kenmerk [containernummer 2] en/of
- ( daartoe) zijn, verdachtes medeverdachte(n) naar Nederland laten komen en/of het/de vliegticket(s) van zijn medeverdachte(n) betaald en/of
- één of meer telefoongesprek(ken) gevoerd en/of één of meer berichten uitgewisseld met zijn, verdachtes medeverdachte(n) met betrekking tot het afhalen van die container en/of
- ( daarbij) een foto gestuurd aan één of meer medeverdachte(n), inhoudende de aanvraag van een portkey en/of
- berichten ontvangen van één of meer medeverdachte(n) met betrekking tot het afhaaladres en adres van overdracht van voornoemde container en/of
- één of meer ontmoetingen gehad met één of meer medeverdachte(n)
- voornoemde container afgehaald, terwijl hij, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) daartoe niet bevoegd waren.