In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 22 juli 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder over haar kind, geboren in 2018. De moeder, die zonder vaste woon- of verblijfplaats is, heeft het gezag over haar kind, dat momenteel in een netwerkpleeggezin bij de grootmoeder verblijft. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot voogd te benoemen. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en de moeder was bijgestaan door haar advocaat, mr. H. Schwab.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om zelfstandig voor haar kind te zorgen, maar dat er positieve ontwikkelingen zijn in haar leven. De moeder heeft hulpverlening van het Leger des Heils en is bezig haar leven op orde te krijgen. De rechtbank overweegt dat, hoewel de aanvaardbare termijn voor het gezag is verstreken, het belang van het kind om een band met de moeder op te bouwen en de positieve ontwikkelingen in het leven van de moeder zwaarder wegen dan de beëindiging van het gezag. De rechtbank wijst het verzoek van de Raad af, omdat het in het belang van het kind is dat het gezag van de moeder voortduurt, zodat zij kan blijven werken aan haar herstel en de relatie met haar kind kan onderhouden.
De beslissing van de rechtbank is dat het verzoek tot beëindiging van het gezag wordt afgewezen. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.