In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 januari 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure over bestuurdersaansprakelijkheid. De eiser, mr. B.K.A. van Rijsbergen, fungeert als curator in het faillissement van de besloten vennootschap Hupai Horeca & Investments B.V. Hij heeft de gedaagden, die als bestuurders van de failliete vennootschap hebben gefunctioneerd, aangesproken op hun aansprakelijkheid voor het boedeltekort. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden niet hebben voldaan aan de boekhoudplicht zoals voorgeschreven in artikel 2:10 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit heeft geleid tot de conclusie dat zij hun bestuurstaak onbehoorlijk hebben vervuld, wat een belangrijke oorzaak is van het faillissement van Hupai Horeca.
De procedure begon met een dagvaarding op 20 mei 2019, gevolgd door verschillende processtukken en een comparitie van partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden niet hebben gereageerd op verzoeken om afgifte van de administratie en dat zij aansprakelijk zijn voor het tekort in de boedel. De rechtbank heeft de vordering van de curator toegewezen en de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schulden van de failliete vennootschap. De rechtbank heeft ook de proceskosten en beslagkosten toegewezen aan de eiser.
De uitspraak benadrukt het belang van de boekhoudplicht voor bestuurders van vennootschappen en de gevolgen van het niet naleven daarvan in het geval van faillissement. De rechtbank heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van het tekort in de boedel, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, met de mogelijkheid van uitvoerbaarheid bij voorraad.