ECLI:NL:RBROT:2020:6478

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
21 juli 2020
Zaaknummer
10/750406-18 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van cocaïnehandel en invoer van cocaïne met ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 21 juli 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de veroordeelde, die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van cocaïnehandel en de invoer van cocaïne. De veroordeelde werd beschuldigd van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij hij in de periode van 25 maart 2018 tot en met 6 november 2018 cocaïne heeft verhandeld en op 14 oktober 2018 cocaïne in Nederland heeft ingevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde gedurende deze periode 1,7 kilo cocaïne heeft verhandeld en hem een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast is er een ontneming van € 4.278,50 opgelegd, gebaseerd op het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 7.509,- had geschat, beoordeeld. De verdediging betwistte de berekening van het wederrechtelijk voordeel en stelde dat de veroordeelde niet het volledige voordeel alleen had genoten, aangezien hij samen met een medeveroordeelde handelde. De rechtbank heeft de periode waarin de veroordeelde handelde vastgesteld op 167 dagen en het aantal transacties op 1.002, met een gemiddelde omzet van € 15,- per transactie. Na aftrek van kosten, waaronder inkoopkosten en beloningen voor koeriers, heeft de rechtbank het totale voordeel vastgesteld op € 5.713,20.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde op € 4.278,50 moet worden vastgesteld, waarbij rekening is gehouden met de medeverdachte. De rechtbank heeft de veroordeelde verplicht om dit bedrag aan de staat te betalen, waarbij ook zijn persoonlijke omstandigheden in overweging zijn genomen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/750406-18
(ontneming)
Datum uitspraak: 21 juli 2020
Tegenspraak
VONNIS
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde
[naam veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeelde] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres veroordeelde] , [postcode veroordeelde] [woonplaats veroordeelde] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman mr. T. den Haan, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 juli 2020.

2..Voorafgaande veroordeling

Bij vonnis van deze rechtbank van 21 juli 2020 is de veroordeelde (onder meer) veroordeeld voor het plegen en medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod (kort gezegd: handelen in cocaïne), meermalen gepleegd in de periode van 25 maart 2018 tot en met 6 november 2018, alsmede het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, gepleegd op 14 oktober 2018 (kort gezegd: het invoeren van cocaïne in Nederland).
In deze procedure wordt daarom als vaststaand aangenomen dat deze strafbare feiten door de veroordeelde zijn begaan.
Een kopie van het vonnis is als bijlage bij dit vonnis gevoegd.

3..Vordering

De vordering van de officier van justitie mr. L.L. van Delft strekt, na vermindering van eis, tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat op € 7.509,- en het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel tot eenzelfde bedrag.
De vordering van de officier van justitie is uitsluitend gebaseerd op artikel 36e, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Zij betreft voordeel verkregen door middel van of uit de baten van de strafbare feiten waarvoor de veroordeelde is veroordeeld.
De vordering is als volgt opgebouwd.
De veroordeelde heeft gehandeld in cocaïne over een periode van 182 dagen en had gemiddeld 7 klanten per dag (totaal 1274 deals). Hij verdiende per transactie gemiddeld € 15 voor 0,3 gram cocaïne. Dit heeft hem in totaal (1274 x € 15 =) € 19.110,- opgeleverd.
De veroordeelde was € 8.790 kwijt aan inkoopkosten, € 1.911 aan kosten voor beloning van de koeriers en € 900,- aan onkosten (zakgeld en tickets) van de koeriers.
Het totale voordeel bedraagt derhalve na aftrek van deze kosten (€19.110 - € 8.790 - € 1.911 -
€ 900 =) € 7.509,-.

4..Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft de berekening van het wederrechtelijk voordeel door het openbaar ministerie op enkele punten betwist. Allereerst het totale aantal dagen waarop zou zijn gedeald. Er wordt door het openbaar ministerie uitgegaan van 182 dagen, hetgeen neerkomt op een half jaar lang elke dag dealen. Dit uitgangspunt houdt geen stand. De verdediging heeft verzocht uit te gaan van 15 dagen waarop niet is gehandeld (en dus van
167 dagenwaarop is gedeald). Voorts heeft de raadsman verzocht om bij het gemiddelde aantal deals per dag de “uitschieter” van 29 september 2018, waarop 20 transacties zouden hebben plaatsgevonden, niet mee te nemen in de berekening. Indien dit standpunt wordt gevolgd, dient te worden uitgegaan van 6 in plaats van 7 transacties per dag.
Ten slotte moet er rekening mee worden gehouden dat de verdachte heeft samengewerkt. Het is daarom niet eerlijk om het gehele bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel aan hem toe te dichten.

5..Beoordeling en berekening wederrechtelijk verkregen voordeel

Gebleken is dat de veroordeelde door middel van en uit de baten van de hiervoor vermelde strafbare feiten wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. [1] Dit voordeel dient hem te worden ontnomen.
Het voordeel dat de veroordeelde heeft verkregen wordt door de rechtbank geschat op
€ 4.278,50. Deze schatting is gegrond op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de inhoud van de (in de voetnoten opgenomen) wettige bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
Met betrekking tot de berekening van het geschatte voordeel wordt nader het volgende overwogen.
Periode
In de strafzaak naar aanleiding van het strafrechtelijk onderzoek [naam onderzoek 1] is komen vast te staan dat de veroordeelde zich in ieder geval een periode van 6 maanden heeft beziggehouden met de verkoop van cocaïne. Omgerekend zijn dit 182 dagen. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het redelijk is om hierop 15 dagen in mindering te brengen, bij wijze van rust- of vakantiedagen waarop de verdachte niet heeft gehandeld in cocaïne.
De rechtbank stelt de periode waarin de veroordeelde gehandeld heeft in cocaïne vast op 167 dagen.
Hoeveelheid transacties
Uit het strafrechtelijk onderzoek [naam onderzoek 1] is gebleken dat in de periode dat de telefoonnummers waarmee werd gedeald getapt werden (tussen 27 september 2018 en 6 november 2018), gemiddeld 7 tot 8 gebruikers per dag belden voor verdovende middelen waarna een afspraak volgde. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het redelijk is om de eenmalige “uitschieter” van 29 september 2018, waarop er op een dag 20 verschillende personen belden voor verdovende middelen waarna er een afspraak volgde, niet mee te nemen in de berekening. De rechtbank komt dan tot een (naar beneden afgerond) gemiddelde van 6 gesloten transacties per dag over een periode van 167 dagen. [2]
Dit levert in totaal (6 x 167 =)
1.002 transacties in 167 dagen op.
Omzet per transactie
Gebleken is dat de hoeveelheid afgenomen verdovende middelen per transactie verschilde per gebruiker en per moment. De bedragen waarvoor gebruikers afnamen liepen uiteen van € 5,- tot € 100,-. Het vaakst werd er verkocht voor € 10,-, € 15,- of € 20,-. De rechtbank stelt een afname voor € 15,- per transactie vast als uitgangspunt voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit betekent dat de veroordeelde in de genoemde periode tenminste 1.002 transacties heeft gesloten met een gemiddelde omzet van € 15,- voor 0,3 gram cocaïne.
Dit heeft de veroordeelde (1.002 x € 15,- =)
€ 15.030,-opgeleverd aan omzet. Voor dit bedrag heeft hij (0,3 x 1.002 =)
300,6 gramcocaïne verkocht.
Aankoopprijs en overige kosten
Naast het handelen in cocaïne is de verdachte in de strafzaak gekoppeld aan deze ontnemingszaak veroordeeld voor het invoeren van verdovende middelen in Nederland, door twee koeriers cocaïne mee te laten nemen uit Curaçao. Uit het strafrechtelijk onderzoek [naam onderzoek 2] is gebleken dat de koeriers voor elke 100 gram ingevoerde cocaïne € 500,- ontvingen.
De rechtbank stelt vast dat voor het invoeren van 300,6 gram de veroordeelde € 500,- x (300,6/100) = € 1.503,- aan kosten maakte als beloning voor de koeriers.
De verdachte vergoedde tevens de reis en het verblijf van minimaal één van de koeriers. De kosten daarvan baseert de rechtbank op de verklaring van de koerier [naam koerier] , inhoudende dat hij € 600,- kreeg voor de aanschaf van een ticket en daarnaast € 300,- handgeld. [3]
De rechtbank stelt vast dat de veroordeelde in ieder geval € 900,- aan kosten heeft gemaakt ten behoeve van één van de koeriers.
Noch uit het strafrechtelijk onderzoek noch uit het aangevoerde ter terechtzitting is gebleken wat de aankoopprijs van cocaïne op de Nederlandse Antillen is, daarom gaat de rechtbank uit van de Nederlandse aankoopprijs. De Nederlandse aankoopprijs voor 1 kilo cocaïne wholesale good quality is € 26.000,- en voor wholesale bad quality is dat € 19.000,-. [4] Uit het strafrechtelijk onderzoek [naam onderzoek 1] is gebleken dat de kwaliteit van de door de veroordeelde geleverde cocaïne wisselde. De rechtbank stelt daarom een aankoopprijs vast van € 23.000,- per kilo cocaïne.
De rechtbank stelt vast dat de veroordeelde € 23.000,- x (300,6 gram /1000) = € 6.913,80 aan kosten heeft gemaakt voor het aankopen van de door hem verhandelde cocaïne.
Dit brengt het totale bedrag aan kosten die gemoeid waren met de inkoop van 300,6 gram cocaïne op (€ 6.913,80 + € 1.503,- + € 900,- =)
€ 9316,80.
De rechtbank stelt het totaal behaalde voordeel vast op (omzet - kosten = € 15.030,- - € 9.316,80 =)
€ 5.713,20.
Verrekening vanwege het medeplegen
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat er bij het toerekenen van het wederrechtelijk verkregen voordeel aan de veroordeelde, rekening gehouden moet worden met de vaststelling dat de veroordeelde een deel van de periode samen met een ander handelde in cocaïne. Het is aannemelijk dat aan die medeveroordeelde een deel van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal zijn toegekomen.
Uit het strafrechtelijk onderzoek [naam onderzoek 1] is gebleken dat de medeveroordeelde vanaf
1 augustus 2018 heeft deelgenomen aan de handel in cocaïne door de veroordeelde. Nu niet gebleken is van een bepaalde verdeling in opbrengst tussen de veroordeelde en de medeveroordeelde, gaat de rechtbank uit van een pondspondsgewijze verdeling. Uitgaande van een periode van 6 maanden vanaf 25 maart 2018 (de startdatum van de bewezenverklaarde periode) heeft de medeveroordeelde 56 dagen deelgenomen aan de cocaïnehandel door de veroordeelde (1 augustus 2018 tot 25 september 2018).
Gezamenlijk hebben de veroordeelde en de medeveroordeelde (167 + 56 =) 223 dagen gehandeld.
Het totale wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde komt daarmee op (167/223) x € 5.713,20 =
€ 4.278,50.

6..Vaststelling van het te betalen bedrag

De rechtbank zal - gelet op het vorenstaande - het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk genoten voordeel wordt geschat, vaststellen
op € 4.278,50. Bepaald zal worden dat het gehele bedrag door de veroordeelde aan de staat moet worden betaald.
Er zijn geen concrete feiten en omstandigheden gebleken op grond waarvan moet worden aangenomen dat de veroordeelde thans of in de (nabije) toekomst over onvoldoende draagkracht zal beschikken om het vastgestelde te betalen bedrag aan de staat terug te betalen.
Bij deze beslissing zijn de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in aanmerking genomen.

7..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

8..Beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op € 4.278,50 (zegge: vierduizendtweehonderdachtenzeventig euro en 50 eurocent);
- legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van
€ 4.278,50 (zegge: vierduizendtweehonderdachtenzeventig euro en 50 eurocent).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. L. Amperse en L.J.M. Janssen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.J.M. Kokken, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 juli 2020.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van politie nummer [nummer proces-verbaal 1] , documentcode [code document] , behorende bij het zaaksdossier [naam zaaksdossier 1] , inhoudende de voordeelsberekening m.b.t. verdachte [naam verdachte] .
2.Het proces-verbaal van politie nummer [nummer proces-verbaal 2] (pagina 310 tot en met 312 van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier [naam zaaksdossier 1] , inhoudende als relaas van de verbalisant [naam verbalisant 1] .
3.Het proces-verbaal van politie nummer [nummer proces-verbaal 3] (pagina 306 van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier [naam zaaksdossier 2] , inhoudende als relaas van de verbalisanten [naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 1] .
4.‘Synthetische drugs & precursoren prijzen 2017’, Nederland (bronnen: DIMS/internet/politie/FiOD/Europol).