In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 1 juli 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder en een huurder. De verhuurder, [eiser], heeft de huurder, [gedaagde], gedagvaard vanwege een huurachterstand van € 2.400,00 en het aantreffen van een hennepplantage in de gehuurde woonruimte. De huurder had de woonruimte sinds 1 oktober 2018 in gebruik en was in gebreke gebleven met de huurbetalingen voor de maanden december 2019, januari en februari 2020. De verhuurder heeft in zijn vordering gesteld dat er een spoedeisend belang is bij ontruiming van de woning, omdat hij in financiële problemen komt door de huurachterstand en de schade aan de woning door de hennepplantage wil beperken.
De mondelinge behandeling vond plaats op 17 juni 2020, waarbij beide partijen in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder niet tijdig heeft betaald en dat er een huurachterstand is ontstaan. De huurder heeft betwist dat hij in gebreke is gebleven, en heeft aangevoerd dat er een mondelinge afspraak was gemaakt over een betalingsregeling. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de schriftelijke overeenkomst tussen partijen leidend is en dat de huurder de huurachterstand moest voldoen.
Daarnaast heeft de kantonrechter vastgesteld dat de huurder een hennepplantage in de woning heeft gehad, wat een ernstige tekortkoming in de huurovereenkomst oplevert. Gezien de ernst van de situatie heeft de kantonrechter de vordering van de verhuurder tot ontruiming van de woning toegewezen. De huurder is veroordeeld om de woning binnen zeven dagen na de uitspraak te ontruimen en de achterstallige huur te betalen, evenals de proceskosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.