ECLI:NL:RBROT:2020:6415

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 mei 2020
Publicatiedatum
20 juli 2020
Zaaknummer
C/10/596968 / FA RK 20-3613
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 26 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De zaak betreft een betrokkene met een ernstige alcoholverslaving en een neurocognitieve stoornis, die extra kwetsbaar is. De rechtbank oordeelt dat er voldoende redenen zijn voor de toepassing van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), omdat de betrokkene in een crisissituatie verkeert die onmiddellijke zorg vereist. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder risico op lichamelijk letsel en verwaarlozing. De betrokkene vertoont verward gedrag en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats, wat de zorg bemoeilijkt. De rechtbank verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken, waarbij verplichte zorg wordt opgelegd, waaronder beperking van de bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie. De rechtbank concludeert dat de voorgestelde zorg noodzakelijk en evenredig is, en dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn. De beschikking is mondeling gegeven door rechter F.J. Koningsveld en schriftelijk uitgewerkt op 29 mei 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/596968 / FA RK 20-3613
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 26 mei 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam, hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] , [geboorteland betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
thans verblijvende in Antes, locatie Bouman te Rotterdam,
advocaat mr. J. Broijl te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 25 mei 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 23 mei 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 23 mei 2020;
 de medische verklaring opgesteld door drs. [naam psychiater] , psychiater, van 22 mei 2020;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
 de relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 26 mei 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 betrokkene met haar hierboven genoemde advocaat;
 drs. [naam arts] , arts in opleiding tot specialist, verbonden aan Antes;
 [naam dochter] , dochter van betrokkene.
1.3.
De officier is niet telefonisch gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria crisismachtiging
2.1.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
2.1.2.
Gelet op artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan deze machtiging slechts worden verleend indien er onmiddellijk dreigend nadeel is, er een ernstig vermoeden bestaan dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend nadeel veroorzaakt en met de crisismaatregel het ernstige nadeel kan worden weggenomen. Daarnaast is de crisissituatie dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht en is er verzet als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz tegen de zorg.
2.1.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, ernstige immateriële schade, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Er bestaan al maanden grote zorgen over betrokkene. Er is sprake van ernstige alcoholafhankelijkheid en na in val in februari – waarna betrokkene een hersenbloeding heeft gehad – vertoont zij in toenemende mate verward gedrag. Betrokkene eet en drinkt nauwelijks en verzorgt zich slecht. Verder was er sprake van huiselijk geweld in de thuissituatie. Ook gaat betrokkene om met mannen die misbruik van haar maken en haar mishandelen en wordt ze regelmatig zwervend aangetroffen. Vanwege het ontbreken van een vaste woon- of verblijfplaats is de zorg voor betrokkene, ondanks de inspanningen van haar kinderen, tot aanvang van de opname niet van de grond gekomen. Op de afdeling zijn ernstige geheugenproblemen geconstateerd bij betrokkene. Er zal nader onderzoek moeten worden gedaan naar de oorzaak van deze geheugenproblemen, aldus de arts tijdens de mondelinge behandeling.
2.1.4.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een neurocognitieve stoornis op basis van niet-aangeboren hersenletsel en vermoedelijk het syndroom van Korsakov en een verslavingsstoornis. De advocaat van betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat de officier niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard, omdat de onvrijwillige zorg vanwege een neurocognitieve stoornis onder de Wet zorg en dwang (hierna: Wzd) valt. De arts heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat bovengenoemde nadelen ontstaan door de alcoholverslaving van betrokkene. De neurocognitieve stoornis maakt haar daarbij extra kwetsbaar. Betrokkene wordt in de accommodatie ook behandeld voor haar verslaving. De rechtbank ziet hiermee voldoende reden voor de toepassing van de Wvggz. De rechtbank merkt hierbij op dat, als de neurocognitieve stoornis nog meer op de voorgrond treedt, toepassing van de Wzd in de toekomst wellicht meer aangewezen zal zijn.
2.1.5.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
 het beperken van de bewegingsvrijheid;
 het opnemen in een accommodatie.
2.2.2.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de arts ter zitting gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.2.3.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.2.4.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.3.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.1. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 16 juni 2020.
Deze beschikking is op 26 mei 2020 mondeling gegeven door mr. F.J. Koningsveld, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Jelicic, griffier, en op 29 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.