In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 juli 2020, gaat het om een geschil tussen twee buren over de erfgrens en de staat van een schutting. Eiseres, die de woning aan de [adres 1] te Rotterdam heeft geërfd, vordert dat gedaagde, die naast haar woont aan de [adres 2], wordt veroordeeld tot betaling van schadevergoeding en tot verwijdering van een schutting en vlonderconstructie die zich op haar grond zouden bevinden. Eiseres stelt dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door haar schutting te beschadigen en door een schutting en vlonder op haar perceel te plaatsen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van eiseres niet toewijsbaar is. De rechter oordeelt dat het onderhoud dat gedaagde aan de schutting heeft gepleegd, geen beschadiging vormt. Bovendien heeft eiseres niet tijdig gereageerd op het aanbod van gedaagde om de boorgaatjes in de schutting te dichten, waardoor zij geen recht heeft op schadevergoeding voor herstelkosten. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat eiseres belang heeft bij de vordering tot verwijdering van de schutting van gedaagde, maar dat de eigendom van de grond waar de schutting staat, moet worden vastgesteld aan de hand van de notariële leveringsakte.
De zaak is verwezen naar een rolzitting voor overlegging van de notariële akte, zodat de rechter kan beoordelen waar de erfgrens precies ligt. De beslissing over de noodzaak van een tweede grensreconstructie zal later worden genomen. De verdere beslissing is aangehouden, wat betekent dat de zaak nog niet definitief is afgerond.