ECLI:NL:RBROT:2020:6378

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juli 2020
Publicatiedatum
20 juli 2020
Zaaknummer
10/075144-20 / vordering TUL VV: 10/198656-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag, mishandeling en bedreiging van politieambtenaren met een mes

Op 17 juli 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag, mishandeling en bedreiging van politieambtenaren. De verdachte heeft in de nacht van 18 op 19 maart 2020 in Rotterdam zijn levensgezel met een mes verwond en haar bedreigd met de dood. Tijdens de aanhouding heeft de verdachte ook politieambtenaren bedreigd met wapens. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en opname in een forensisch psychiatrische kliniek. De rechtbank weigerde de vorderingen van de benadeelde partijen, omdat er geen bewijs was van psychisch letsel bij de verbalisanten. De verdachte werd ook geconfronteerd met een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, die werd gelast omdat hij nieuwe strafbare feiten had gepleegd tijdens de proeftijd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/075144-20
Parketnummer vordering TUL VV: 10/198656-19
Datum uitspraak: 17 juli 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan,
raadsvrouw mr. F. Folkers, advocaat te Gorinchem.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 juli 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.L.M. de l’ Isle heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar;
  • aan de verdachte de bijzondere voorwaarden, zoals op 16 juni 2020 geadviseerd door de reclassering, te weten een meldplicht bij de reclassering, opname in een forensisch psychiatrische kliniek, gevolgd door ambulante behandeling en beschermd wonen en richtlijnen ten aanzien van middelengebruik, alsmede op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht een contact- en locatieverbod op te leggen en zowel deze voorwaarden als de vrijheidsbeperkende maatregelen dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

4..Waardering van het bewijs

Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat op basis van enkel de verklaring van aangeefster en de foto van het letsel niet blijkt dat de verwonding van aangeefster door de verdachte is veroorzaakt. De verdachte ontkent te hebben gestoken en verklaart dat aangeefster zelf in het mes heeft gegrepen. Ook uit het geluidsfragment, opgenomen met de telefoon van aangeefster, blijkt niet dat de verdachte heeft gestoken of van plan was om te steken. De verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 zowel primair als subsidiair tenlastegelegde.
Beoordeling
Vast staat dat de verdachte en aangeefster in de nacht van 18 op 19 maart 2020 ruzie hebben gekregen in de woning van aangeefster en dat de verdachte op enig moment een mes heeft gepakt. De verdachte heeft op het onderzoek ter terechtzitting verklaard het mes uitsluitend in zijn hand te hebben gehad. Aangeefster heeft verklaard dat zij dat mes steeds opnieuw moest afweren omdat de verdachte achter haar aan kwam en meerdere keren op haar instak. Op het moment dat aangeefster haar arm ter hoogte van haar nek hield, heeft de verdachte haar met het mes gestoken, waardoor zij gewond is geraakt aan haar onderarm.
De verklaring van aangeefster wordt naar het oordeel van de rechtbank niet alleen ondersteund door het letsel dat bij haar is vastgesteld, maar ook door de verklaring van de verdachte dat hij boos op haar was en dat hij een mes in zijn handen had.
Bovendien bevindt zich in het dossier een proces-verbaal van een uitgewerkt videofragment, afkomstig van de telefoon van aangeefster, waarvan de verdachte op de zitting heeft verklaard dat hierop zijn stem te horen is. Op deze opname is te horen dat de verdachte meermalen zegt dat hij aangeefster dood gaat steken. De uitspraken over en weer tussen de verdachte en aangeefster ondersteunen de lezing van de aangeefster dat de verdachte haar met het mes heeft geprobeerd te steken.
Een en ander in onderlinge samenhang bezien brengt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte heeft geprobeerd om aangeefster van het leven te beroven door haar te steken met een mes en meermalen stekende bewegingen te maken in de richting van haar lichaam.
Conclusie
Het onder 1 primair tenlastegelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij in de nacht van 18 op 19 maart 2020 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een mes in de arm van die [naam slachtoffer] heeft gestoken en met dat mes stekende bewegingen heeft gemaakt richting het lichaam van die [naam slachtoffer] en daarbij die [naam slachtoffer] de volgende woorden heeft toegevoegd: 'Ik ga je doodmaken' en 'Ik ga je doodsteken' en 'Ik steek je eerst in je buik. Dat duurt lang lang lang en dit doet erg pijn' en 'Ja je gaat dood' en 'Ik steek je in je nek' terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij in de nacht van 18 op 19 maart 2020 te Rotterdam
zijn levensgezel, [naam slachtoffer] , heeft mishandeld door die [naam slachtoffer] tegen haar been te schoppen;
3
hij op 20 maart 2020 te Schiedam [verbalisantnummer 1] en/of [verbalisantnummer 2] en/of [verbalisantnummer 3] en/of [verbalisantnummer 4] en/of [verbalisantnummer 5] en/of [verbalisantnummer 6] allen werkzaam bij de Politie Eenheid Rotterdam heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend
- een machete, althans een groot scherp en/of puntig voorwerp, boven
zijn hoofd gehouden en getoond aan voornoemde politiemedewerkers en/of
- die politiemedewerkers de woorden toegevoegd: 'Ik heb een 9 mm en
ik ga schieten als jullie binnen komen' en/of 'Ik heb een 9 mm een AK-
47, handgranaten en een kapmes. Kom maar binnen dan zul je het
zien.', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. poging tot doodslag
2. mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel
3. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige vriendin door haar -in haar eigen woning- zo hard tegen haar been te schoppen, dat de afdrukken van zijn tenen en zijn nagels zichtbaar waren op haar been. Door zijn handelen heeft hij de lichamelijke integriteit van zijn ex-vriendin aangetast. Daarna heeft hij geprobeerd om haar met een mes dood te steken. Dat het door verdachte beoogde gevolg niet is ingetreden is niet de verdienste van de verdachte geweest, maar is voorkomen doordat zijn ex-vriendin het mes heeft afgeweerd met haar arm. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig misdrijf. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat het geweld heeft plaatsgevonden in de woning van het slachtoffer, een plaats waar zij zich veilig zou moeten kunnen voelen, en dat zij daarvan pijn en letsel heeft ondervonden.
Verder heeft de verdachte zes verbalisanten, die hem wilden aanhouden voor het geweld tegen zijn ex-vriendin, bedreigd. Hij heeft van achter een gesloten deur geroepen dat hij wapens had en die zou gebruiken als de verbalisanten binnen zouden komen. Vervolgens is het Team Parate Eenheid ingeschakeld om de verdachte aan te houden. Zij troffen de verdachte aan met een groot mes, waarmee hij dreigend op hen kwam lopen. De verbalisanten hebben zich zo bedreigd gevoeld dat zij zich genoodzaakt voelden om de verdachte in eerste instantie te taseren en vervolgens zelfs op hem hebben geschoten. Politieambtenaren moeten hun werk op een veilige manier kunnen doen, zonder te worden geconfronteerd met verbaal en fysiek agressieve personen, zoals de verdachte, die hen onder druk proberen te zetten door te dreigen met een ernstig misdrijf.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels onvoorwaardelijke) gevangenisstraf.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 mei 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, waarvan de proeftijd nog niet was verstreken.
Rapportages
GGZ ERW Novadic-Kentron Den Bosch, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 16 juni 2020. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Het risico op herhaling, letselschade en onttrekking aan de voorwaarden wordt ingeschat als hoog. Geadviseerd wordt om betrokkene te behandelen binnen een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK), conform de indicatiestelling van IFZ bij voorkeur in De Woenselse Poort. Daarnaast wordt geadviseerd om als bijzondere voorwaarden op te leggen een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling en beschermd wonen na beëindiging van de opname in een FPK en dat de verdachte zich dient te houden aan de richtlijnen van de reclassering voor wat betreft alcohol- en drugsgebruik, ook indien dit abstinentie inhoudt. Ten slotte luidt het advies om de verslavingsreclassering opdracht te geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte daarbij te begeleiden.
Psychiater [naam psychiater] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 mei 2020. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Het risico op herhaling wordt ingeschat als hoog.
Geadviseerd wordt de verdachte het tenlastegelegde in een verminderde mate toe te rekenen.
Tevens wordt geadviseerd om als bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel een klinisch psychiatrische behandeling op te leggen met ambulante nazorg en resocialisatie naar begeleid of beschermd wonen, bij voorkeur in en vanuit een dubbeldiagnose kliniek zoals de afdeling De Loodds van Antes GGZ te Poortugaal, met een aanzienlijke proeftijd en onder toezicht van de reclassering.
De rechtbank heeft acht geslagen op beide rapporten.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusie van de psychiater gedragen wordt door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusie over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in enigszins verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank bovendien acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en het feit dat de verdachte bij zijn aanhouding zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Gelet op deze omstandigheden zal een lagere gevangenisstraf worden opgelegd dan door de officier van justitie geëist, te weten achttien maanden.
Omdat zowel de psychiater als de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, te weten zes maanden, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht bij de reclassering, een klinische opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, verblijven in een instelling voor beschermd wonen en het zich houden aan de richtlijnen van de reclassering voor wat beteft alcohol- en drugsgebruik dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt daarnaast aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 6 maanden opgelegd, inhoudende een locatieverbod voor de [naam locatie] te Rotterdam en een verbod om contact te zoeken met mevrouw [naam slachtoffer] .
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens [naam slachtoffer] wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd de verbalisanten [verbalisantnummer 1] , [verbalisantnummer 3] , [verbalisantnummer 2] en [verbalisantnummer 4] ter zake van het onder 3 tenlastegelegde feit. De benadeelde partijen vorderen per persoon een vergoeding van € 500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw bepleit primair om de vorderingen af te wijzen, omdat het aanhouden van verdachten en het risico dat dat met zich meebrengt onderdeel is van het werk van de verbalisanten. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met het feit dat de verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen bij zijn aanhouding en hij verminderd toerekeningsvatbaar was. Subsidiair bepleit de raadsvrouw de hoogte van de vorderingen te matigen en de vorderingen voor het overige af te wijzen danwel de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in dat deel van de vorderingen.
Beoordeling
Uit de verklaringen van de verbalisanten volgt niet dat op dit moment bij een van hen sprake is van psychisch letsel dan wel een eindtoestand in het verwerken van dit politie-optreden. In afwachting van aanvullende stukken over dit psychisch letsel dan wel deze eindtoestand zou de onderhavige strafzaak moeten worden aangehouden. De rechtbank oordeelt dat de behandeling van de vorderingen van de benadeelde partijen daardoor een onevenredige belasting van het strafgeding zouden opleveren. De benadeelde partijen zullen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen. Deze kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Vordering tenuitvoerlegging

Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 12 december 2019 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van mishandeling, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en diefstal veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 27 december 2019.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw bepleit primair de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, subsidiair de proeftijd te verlengen, zodat de behandeling van haar cliënt zo spoedig mogelijk kan beginnen.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Daarbij komt dat het gaat om soortgelijke feiten waarvoor de proeftijd (mede) was opgelegd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38v, 45, 57, 285, 287, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Novadic-Kentron, afdeling reclassering of een reclasseringsorganisatie in de regio van opname, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde laat zich -aansluitend op zijn detentie- gedurende een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt opnemen in een forensisch-klinische zorginstelling, bij voorkeur Forensisch Psychiatrische Kliniek de Woenselse Poort, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing.
Hij houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt hij mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
3. de veroordeelde laat zich aansluitend aan de klinische behandeling ambulant behandelen door een nader te bepalen zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Hij houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
4. aansluitend aan de klinische behandeling zal de veroordeelde verblijven in een door de reclassering nader te bepalen instelling voor beschermd wonen, gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Hij houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
5. de veroordeelde houdt zich aan de richtlijnen van de reclassering voor wat betreft alcohol- en drugsgebruik, ook indien dit abstinentie inhoudt en werkt mee aan urinecontroles ten aanzien van alcohol- en drugsgebruik teneinde zicht te hebben op het gebruik;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de onder nummers 1, 2, 3, 4 en 5 genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 6 (zes) maanden, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1a. zich niet op te houden in de [naam locatie] te Rotterdam, gedurende 6 (zes) maanden na onherroepelijk worden van dit vonnis;
2a. geen direct of indirect contact op te nemen met [naam slachtoffer] , gedurende 6 (zes) maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 (een) week, met een totale duur van ten hoogste 6 (zes) maanden;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
verklaart de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 30 (dertig) dagen, van de bij vonnis van 12 december 2019 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. F.A. Hut en L.B. Esser, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 juli 2020.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de nacht van 18 op 19 maart 2020 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven,
dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel
met dat opzet één of meermalen
met een mes in de arm(en), althans het lichaam, van die [naam slachtoffer]
heeft gestoken en/of
met dat mes stekende bewegingen heeft gemaakt richting het lichaam
van die [naam slachtoffer] en/of daarbij die [naam slachtoffer] de volgende
woorden heeft toegevoegd: 'Ik ga je doodmaken' en/of 'Ik ga je
doodsteken' en/of 'Ik steek je eerst in je buik. Dat duurt lang lang lang
en dit doet erg pijn' en/of 'Ja je gaat dood' en/of 'Ik steek je in je nek'
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de nacht van 18 op 19 maart 2020 te Rotterdam
zijn levensgezel, [naam slachtoffer] ,
heeft mishandeld door die [naam slachtoffer] met een mes, althans een
scherp en/of puntig voorwerp, in de arm te steken;
2
hij in of omstreeks de nacht van 18 op 19 maart 2020 te Rotterdam
zijn levensgezel, [naam slachtoffer] ,
heeft mishandeld door die [naam slachtoffer] tegen haar been, althans tegen
het lichaam, te schoppen/trappen;
3
hij op of omstreeks 20 maart 2020 te Schiedam
[verbalisantnummer 1] en/of [verbalisantnummer 2] en/of [verbalisantnummer 3] en/of [verbalisantnummer 4] en/of [verbalisantnummer 5] en/of
[verbalisantnummer 6] (allen werkzaam bij de Politie Eenheid Rotterdam) heeft
bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
immers heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend
- een machete, althans een groot scherp en/of puntig voorwerp, boven
zijn hoofd gehouden en/of getoond aan voornoemde
politiemedewerkers en/of
- die politiemedewerkers de woorden toegevoegd: 'Ik heb een 9 mm en
ik ga schieten als jullie binnen komen' en/of 'Ik heb een 9 mm een AK-
47, handgranaten en een kapmes. Kom maar binnen dan zul je het
zien.', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;