In deze zaak, behandeld door de kantonrechter mr. G.A.F.M. Wouters, gaat het om een geschil tussen Euro Pizza Products B.V. (EPP) en een franchiseondernemer, aangeduid als [eiser]. EPP vordert betaling van een bedrag van € 12.680,03 van [eiser], voortvloeiend uit een franchiseovereenkomst die in maart 2018 is gesloten met [naam bedrijf 1]. EPP stelt dat zij producten heeft geleverd aan [eiser], maar dat deze laatste zijn verplichtingen niet is nagekomen. De vordering is gebaseerd op de niet-betaalde facturen en de wettelijke handelsrente. [eiser] betwist de vordering en voert aan dat de dagvaarding nietig verklaard moet worden, omdat de bevoegde rechter volgens de franchiseovereenkomst te Amsterdam zou zijn.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat artikel 108 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) partijen de mogelijkheid biedt om bij overeenkomst een relatief bevoegde rechter aan te wijzen. Echter, omdat de vordering minder bedraagt dan € 25.000,- heeft het forumkeuzebeding geen gevolg, tenzij er sprake is van uitzonderingen die in lid 2 van artikel 108 Rv zijn opgenomen. De kantonrechter concludeert dat deze uitzonderingen niet van toepassing zijn en dat de hoofdregel van artikel 99 lid 1 Rv bepalend is voor de bevoegdheid van de rechter.
De kantonrechter wijst de vordering tot onbevoegdheid van [eiser] af en veroordeelt hem in de proceskosten. Tevens wordt een mondelinge behandeling gepland om de zaak verder te bespreken. De beslissing benadrukt het belang van het verschijnen van partijen op de zitting, waarbij ook de mogelijkheid tot schikking wordt onderzocht. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling.