ECLI:NL:RBROT:2020:6376

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juli 2020
Publicatiedatum
18 juli 2020
Zaaknummer
8376879 CV EXPL 20-951
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechter in geschil over franchiseovereenkomst en vordering tot betaling

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter mr. G.A.F.M. Wouters, gaat het om een geschil tussen Euro Pizza Products B.V. (EPP) en een franchiseondernemer, aangeduid als [eiser]. EPP vordert betaling van een bedrag van € 12.680,03 van [eiser], voortvloeiend uit een franchiseovereenkomst die in maart 2018 is gesloten met [naam bedrijf 1]. EPP stelt dat zij producten heeft geleverd aan [eiser], maar dat deze laatste zijn verplichtingen niet is nagekomen. De vordering is gebaseerd op de niet-betaalde facturen en de wettelijke handelsrente. [eiser] betwist de vordering en voert aan dat de dagvaarding nietig verklaard moet worden, omdat de bevoegde rechter volgens de franchiseovereenkomst te Amsterdam zou zijn.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat artikel 108 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) partijen de mogelijkheid biedt om bij overeenkomst een relatief bevoegde rechter aan te wijzen. Echter, omdat de vordering minder bedraagt dan € 25.000,- heeft het forumkeuzebeding geen gevolg, tenzij er sprake is van uitzonderingen die in lid 2 van artikel 108 Rv zijn opgenomen. De kantonrechter concludeert dat deze uitzonderingen niet van toepassing zijn en dat de hoofdregel van artikel 99 lid 1 Rv bepalend is voor de bevoegdheid van de rechter.

De kantonrechter wijst de vordering tot onbevoegdheid van [eiser] af en veroordeelt hem in de proceskosten. Tevens wordt een mondelinge behandeling gepland om de zaak verder te bespreken. De beslissing benadrukt het belang van het verschijnen van partijen op de zitting, waarbij ook de mogelijkheid tot schikking wordt onderzocht. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 8376879 CV EXPL 20-951
uitspraak: 16 juli 2020

vonnis in incident van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,

in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Euro Pizza Products B.V.,
gevestigd te Amstelveen,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
gemachtigde: Swier cs gerechtsdeurwaarders,
tegen

[eiser] , (v.)h.o.d.n. [handelsnaam] ,

wonende te [woonplaats eiser] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
gemachtigde: mr. A.H.F. Beiboer.
Partijen worden hierna aangeduid als EPP en [eiser] .

Verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
het exploot van dagvaarding van 26 februari 2020, met producties;
de conclusie van antwoord tevens inhoudende exceptie van onbevoegdheid, met producties;
de incidentele conclusie van antwoord.

De feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
1.1
[eiser] heeft in maart 2018 een franchiseovereenkomst gesloten met [naam bedrijf 1] (hierna: [naam bedrijf 1] ). In die overeenkomst wordt EPP aangewezen als de vaste c.q. verplichte leverancier van de producten voor de franchiseondernemer.
1.2
Artikel 16.3 van de algemene voorwaarden van EPP bepaalt dat alle geschillen tussen partijen worden beslecht door de bevoegde rechter te Amsterdam.
1.3
In de periode van 31 december 2018 tot en met 28 januari 2019 heeft EPP voor een totaal bedrag van € 10.842,10 producten geleverd aan [naam persoon] .
1.4
Op 31 mei 2019 heeft [eiser] alle overeenkomsten met [naam bedrijf 1] buitengerechtelijk vernietigd danwel ontbonden.
Omschrijving van het geschil
2.1
EPP vordert in de hoofdzaak bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiser] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 12.680,03, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 10.842,10 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten, waaronder beslagkosten ad € 1.733,24.
2.2
EPP legt nakoming van de overeenkomst aan haar vordering ten grondslag. EPP heeft in de periode van 5 januari 2019 tot en met 9 februari 2019 aan [eiser] negen facturen en een creditfactuur verstuurd. Het totaal verschuldigde ad € 10.842,10 is onbetaald gelaten door [eiser] . Naast dit bedrag aan hoofdsom vordert EPP een bedrag van € 954,51 aan verschenen rente tot de dag der dagvaarding en een bedrag van € 883,42 aan buitengerechtelijke incassokosten.
2.3
[eiser] betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan. De dagvaarding dient nietig verklaard te worden, danwel dient EPP niet ontvankelijk verklaard te worden, met veroordeling van EPP in de proceskosten waaronder de beslagkosten. In strijd met de waarheid staat in het verlofrekest van EPP valselijk dat [naam bedrijf 1] [eiser] in rechte heeft betrokken om betaling van franchisefees, reclamefees en online bestellingenfees te bewerkstelligen. [eiser] wordt zo onterecht als wanbetaler neergezet terwijl het juist [eiser] is die [naam bedrijf 1] in rechte heeft betrokken nu zij haar verplichtingen niet nakomt.
Daarnaast is [eiser] niets meer verschuldigd aan EPP. Alle facturen van EPP zijn voldaan. Een eventuele veroordeling van EPP op [eiser] dient pas opeisbaar te worden onder de voorwaarde dat in de Amsterdamse zaak onherroepelijk uitspraak is gedaan.
De gevorderde handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten worden eveneens betwist, [eiser] handelt namelijk niet meer in naam van zijn bedrijf maar als natuurlijk persoon. Bij gebrek aan een inkomen dienen de buitengerechtelijke incassokosten gematigd te worden. EPP dient veroordeeld te worden in de kosten van de procedure waaronder nakosten en rente.
2.3.1
Zowel [naam bedrijf 1] als EPP is een dochteronderneming van [naam bedrijf 2] en maken gebruik van hetzelfde bedrijf voor de incasso van hun vorderingen. [naam bedrijf 1] heeft facturen van EPP verrekend met door [naam bedrijf 1] ontvangen iDealbetalingen en credit cardbetalingen van klanten van [eiser] . Door [naam bedrijf 1] is in de kort geding procedure die [eiser] tegen [naam bedrijf 1] heeft aangespannen erkend dat er niets meer open stond. Dit is opgenomen in het vonnis van 20 februari 2019 van de voorzieningenrechter onder rechtsoverweging 4.2.
2.4
[eiser] vordert in incident dat de kantonrechter zich onbevoegd verklaart en voert daartoe – kort gezegd – aan dat het onder 1.3 genoemd artikel de rechtbank te Amsterdam aanwijst als bevoegd.
2.5
EPP voert verweer tegen de incidentele vordering.

Beoordeling van het geschil

in incident

3.1
[eiser] heeft aan zijn vordering tot onbevoegdheid het navolgende ten grondslag gelegd. [eiser] heeft [naam bedrijf 1] voor de rechtbank te Amsterdam in een bodemprocedure gedagvaard nadat hij de franchiseovereenkomst met [naam bedrijf 1] op grond van dwaling heeft vernietigd danwel deze door wanprestatie aan de zijde van [naam bedrijf 1] heeft ontbonden. Als gevolg hiervan dient [eiser] terug te worden gebracht in de situatie dat er geen overeenkomst met [naam bedrijf 1] is gesloten en indirect dus ook niet met EPP. In die zin vertoont de Amsterdamse zaak samenhang met de vordering van EPP. Mocht [eiser] nog gelden verschuldigd zijn aan EPP dan kan hij deze voldoen met de door hem gevorderde schadevergoeding van [naam bedrijf 1] in de Amsterdamse zaak.
3.2
Artikel 108 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) biedt partijen de mogelijkheid om bij overeenkomst een relatief bevoegde rechter aan te wijzen. Als de vordering – zoals in dit geval – niet meer bedraagt dan € 25.000,- dan heeft een forumkeuzebeding geen gevolg, tenzij sprake is van een van de uitzonderingen van artikel 108 lid 2 Rv. De uitzonderingen van lid 2 zijn de situaties waarin het forumkeuzebeding is overeengekomen ná het ontstaan van het geschil of wanneer een werknemer, consument of huurder degene is die de procedure begint bij de in het forumkeuzebeding aangewezen rechter. Van deze twee uitzonderingen is hier geen sprake. Hieruit volgt dat conform lid 1 het forumkeuzebeding waarop [eiser] zich beroept geen gevolg heeft.
Voor zover [eiser] heeft bedoeld dat verwijzing en voeging moet volgen vanwege samenhang tussen de vorderingen geldt het volgende. Uit de overgelegde maar niet volledige stukken blijkt dat de procedure die [eiser] heeft aangespannen tegen [naam bedrijf 1] ziet op het handelen van [naam bedrijf 1] en [naam franchiseondernemer] (de vorige franchiseondernemer van het Bredaase filiaal) ten tijde van het sluiten van de franchiseovereenkomst tussen [eiser] en [naam bedrijf 1] . In die procedure speelt EPP geen enkele rol. Ook in het door [eiser] aangespannen kort geding speelt EPP geen enkele rol. Haar naam wordt slecht eenmaal genoemd in het vonnis, namelijk onder het kopje ‘de vordering’. De overweging van de voorzieningenrechter dat er ‘op enig moment niets meer openstond’ lijkt dan ook betrekking te hebben op de verhouding tussen [eiser] en [naam bedrijf 1] , de gehele beoordeling ziet immers alleen op die onderlinge verhouding. De zaken staan dus los van elkaar en hoeven niet gezamenlijk behandeld te worden.
Dit betekent dat de hoofdregel van artikel 99 lid 1 Rv bepalend is voor de vraag welke kantonrechter bevoegd is om kennis te nemen van de vordering van EPP en dat is die van de woonplaats van [eiser] , dus de kantonrechter van deze rechtbank. De incidentele vordering wordt dan ook afgewezen.
3.3
[eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in incident veroordeeld, tot aan deze uitspraak aan de zijde van EPP bepaald op € 72,- aan salaris gemachtigde (1 punt, onbepaald belang).

in hoofdzaak

3.4
De kantonrechter acht het gewenst de zaak met partijen te bespreken. Tijdens de mondelinge behandeling kunnen partijen hun stellingen toelichten. Ook kan aan hen worden gevraagd om inlichtingen te geven of stellingen nader te onderbouwen. Tijdens de mondelinge behandeling zal tot slot worden onderzocht of partijen tot een schikking kunnen komen.
Alle stukken die op de zaak betrekking (kunnen) hebben en die nog niet in het geding zijn gebracht, dienen door de partij die deze ter sprake wil brengen aan de kantonrechter en aan de wederpartij te worden toegezonden. Deze stukken dienen uiterlijk tien dagen vóór de mondelinge behandeling in het bezit te zijn van de kantonrechter en de wederpartij.
Partijen dienen in persoon te verschijnen of zij moeten op de mondelinge behandeling worden vertegenwoordigd door een persoon die op de hoogte is van de feiten met betrekking tot de vordering. Deze vertegenwoordiger moet schriftelijk gemachtigd zijn, ook tot het treffen van een minnelijke regeling.
Uitstel dient schriftelijk en gemotiveerd te worden verzocht binnen een week na ontvangst van dit vonnis. Ook moet worden vermeld of de wederpartij instemt met het uitstel. In het uitstelverzoek moeten voorts zowel de eigen verhinderdata als de verhinderdata van de wederpartij worden vermeld. Indien de partij die het uitstelverzoek doet met de wederpartij niet in contact heeft kunnen komen, dient deze te vermelden welke pogingen daartoe zijn ondernomen.
Zolang op het uitstelverzoek niet is beslist moet er van worden uitgegaan dat de mondelinge behandeling gewoon doorgang zal vinden op de hierna vastgestelde datum.
De kantonrechter wijst partijen er op dat het niet verschijnen op de mondelinge behandeling in het nadeel van de niet verschijnende partij kan worden uitgelegd.

Beslissing

De kantonrechter:

in incident

wijst af de vordering tot onbevoegdheid;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van EPP vastgesteld op € 72,-;

in hoofdzaak

bepaalt dat partijen (in persoon of behoorlijk vertegenwoordigd en desgewenst met een gemachtigde) op
donderdag 8 oktober 2020 om 9.30 uurdienen te verschijnen op de mondelinge behandeling ten overstaan van de hierna genoemde kantonrechter. De mondelinge behandeling zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw te Dordrecht, Steegoversloot 36;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.A.F.M. Wouters uitgesproken ter openbare terechtzitting.
745/24134