In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 juli 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar dochter, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot voogd te benoemen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] sinds juli 2016 in een netwerkpleeggezin verblijft, bij haar grootmoeder, en dat er een positieve ontwikkeling is waar te nemen. De moeder is niet in staat gebleken om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [naam kind] te dragen, wat heeft geleid tot de conclusie dat er geen perspectief meer is voor thuisplaatsing.
De rechtbank heeft overwogen dat het gezag van de moeder kan worden beëindigd op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, omdat [naam kind] in haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de moeder niet in staat is om binnen een aanvaardbare termijn voor haar te zorgen. De rechtbank heeft ook benadrukt dat het van belang is dat er contact blijft bestaan tussen de moeder, [naam kind] en haar halfzusje. De GI is bereid om de voogdij op zich te nemen, zodat de grootouders hun rol als opvoeder kunnen behouden.
De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld. De beschikking is gegeven door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, en is openbaar uitgesproken op 16 juli 2020.