Uitspraak
1.Het procesverloop en de processtukken
2.Het verzoek en de reactie daarop
3.De beoordeling
.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 juni 2020 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. W.J.J. Wetzels, rechter in de rechtbank Rotterdam. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter partijdigheid had getoond tijdens een digitale zitting op 26 mei 2020, waar de verzoeker zijn standpunt naar voren wilde brengen in een geschil met zijn voormalig werkgever. De verzoeker stelde dat de rechter hem niet voldoende gelegenheid had gegeven om zijn standpunt over een getuigschrift toe te lichten en dat hij de indruk had dat de rechter het met de werkgever eens was.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er geen aanwijzingen waren dat de rechter de verzoeker had belet om zijn standpunt adequaat toe te lichten of te reageren op de wederpartij. De rechter was nog bezig met het inventariseren van de geschilpunten toen het wrakingsverzoek werd gedaan. De rechtbank benadrukte dat het aan de rechter is om de regie van de zitting te bepalen en dat er geen objectieve gronden waren voor de vrees van de verzoeker dat de rechter partijdig was.
De wrakingskamer concludeerde dat de door verzoeker aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig was. Het verzoek tot wraking werd daarom ongegrond verklaard en afgewezen. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer bestaande uit drie rechters, met mr. M. de Geus als voorzitter.