Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- de dagvaarding, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 mei 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Schiema B.V. en een voormalige werknemer, aangeduid als [gedaagde]. Schiema vorderde dat [gedaagde] zich zou onthouden van contacten met een concurrent, [bedrijf], op basis van een relatiebeding dat was opgenomen in zijn arbeidsovereenkomst. [gedaagde] was per 19 maart 2010 in dienst getreden bij Schiema, maar had zijn arbeidsovereenkomst opgezegd en was per 1 april 2020 in dienst getreden bij [bedrijf]. Schiema stelde dat deze indiensttreding een schending van het relatiebeding opleverde, omdat [gedaagde] tijdens zijn dienstverband bij Schiema contacten had onderhouden met [bedrijf].
De kantonrechter oordeelde dat Schiema een spoedeisend belang had bij haar vorderingen, maar dat de uitleg van het relatiebeding niet zo ver strekte dat [gedaagde] niet in dienst mocht treden bij een concurrent. De rechter concludeerde dat het relatiebeding niet bedoeld was om [gedaagde] te beletten in dienst te treden bij een relatie van Schiema, en dat er onvoldoende bewijs was dat [gedaagde] het beding had overtreden. De vordering van Schiema werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. In reconventie werd de vordering van [gedaagde] eveneens afgewezen, omdat deze niet toewijsbaar was in kort geding.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken in arbeidsovereenkomsten, vooral met betrekking tot relatiebedingen en concurrentiebedingen, en de grenzen van de bescherming van bedrijfsgevoelige informatie.