ECLI:NL:RBROT:2020:6261

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
8516919
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 9 juli 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Kloosterboer Coolport Rotterdam B.V. en [verweerder]. Kloosterboer, een onderneming die innovatieve en duurzame totaaloplossingen biedt in de supplychain voor temperatuur-gecontroleerde voedselproducten, heeft verzocht om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden op grond van verschillende artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, waaronder artikel 7:671b BW en artikel 7:669 lid 3. Kloosterboer heeft aangevoerd dat er sprake is van verwijtbaar handelen door [verweerder] en een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding, waardoor herplaatsing niet mogelijk is.

Tijdens de mondelinge behandeling op 30 juni 2020 hebben beide partijen erkend dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, wat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een redelijke grond voor ontbinding is, zoals vereist door de wet. De arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden met ingang van 1 september 2020, waarbij de opzegtermijn in acht wordt genomen. De kantonrechter heeft bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt, gezien de aard van het geschil.

De beschikking is gegeven door mr. A.J.M. van Breevoort en is openbaar uitgesproken. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van een redelijke grond voor ontbinding van een arbeidsovereenkomst en de rol van de kantonrechter in dergelijke geschillen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8516919 \ VZ VERZ 20-9393
uitspraak: 9 juli 2020
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Kloosterboer Coolport Rotterdam B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verzoekster,
tevens verweerster in het voorwaardelijke tegenverzoek,
gemachtigde: mr. J.L. van Schouten te Amstelveen,
tegen
[verweerder],
wonende te Rotterdam,
verweerder,
tevens verzoeker in het voorwaardelijke tegenverzoek,
gemachtigde: mr. D.C.A. van Wessel te Barendrecht.
Partijen worden hierna verder aangeduid als “Kloosterboer” en “ [verweerder] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het verzoekschrift ex artikel 7:671b BW van Kloosterboer, met producties, ter griffie ontvangen op 14 mei 2020;
  • het verweerschrift van [verweerder] , met producties, ter griffie ontvangen op 12 juni 2020;
  • de brief van Kloosterboer van 24 juni 2020, met aanvullende producties;
  • het faxbericht van [verweerder] van 26 juni 2020, met aanvullende producties;
  • de pleitnotities van Kloosterboer;
  • het proces-verbaal van de op 30 juni 2020 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 juni 2020. Namens Kloosterboer zijn ter zitting verschenen de heer [naam 1] , mevrouw [naam 2] en de heer [naam 3] , bijgestaan door hun gemachtigde mr. J.L. van Schouten. [verweerder] is in persoon ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. D.C.A. van Wessel. Van hetgeen ter zitting is besproken is aantekening gehouden door de griffier. Tevens zijn de tussen partijen ter zitting gemaakte afspraken vastgelegd in een proces-verbaal, dat aan beide partijen is toegestuurd.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van deze beschikking bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1.
Kloosterboer is een onderneming, die zich bezighoudt met het aanbieden van innovatieve en duurzame totaaloplossingen in de supplychain voor temperatuur-gecontroleerde voedselproducten.
2.2.
[verweerder] is op 1 maart 2018, op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, bij Kloosterboer in dienst getreden in de functie van terminalmedewerker. Het laatstverdiende salaris van [verweerder] bedraagt € 2.235,28 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantiegeld.

3..Het geschil

3.1.
Kloosterboer heeft - kort gezegd - verzocht bij beschikking, uitvoer bij voorraad, de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden, primair op grond van artikel 7:671b BW jo. artikel 7:669 lid 3 sub e, artikel 7:669 lid 3 sub g en artikel 7:669 lid 3 sub h. Subsidiair verzoekt Kloosterboer de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671b BW jo. artikel 7:669 lid 3 sub i. Zowel primair als subsidiair verzoekt Kloosterboer geen transitievergoeding en/of billijke vergoeding aan [verweerder] toe te kennen.
3.2.
Kloosterboer heeft aan het verzoek ten grondslag gelegd dat de [verweerder] toe te rekenen feiten en omstandigheden zijn te kwalificeren als verwijtbaar handelen als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onder e BW en dat daarnaast sprake is van een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onder g BW. Herplaatsing ligt volgens Kloosterboer niet in de rede.
3.3.
[verweerder] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en heeft daarbij geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Indien en voor zover de ontbinding wel wordt toegewezen, heeft [verweerder] aanspraak gemaakt op een transitievergoeding van € 2.231,- bruto en een billijke vergoeding van € 14.843,- bruto.
3.4.
Hoewel partijen over en weer aanvankelijk hebben volhard in hun stellingen, zijn zij het ter mondelinge behandeling erover eens geworden dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, op grond waarvan van Kloosterboer niet kan worden verlangd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, zonder dat partijen elkaar van de verstoring over en weer een verwijt kunnen maken.

4..De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden opgezegd indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Die eisen gelden ingevolge artikel 7:671b lid 2, eerste volzin BW ook voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter. Nu partijen het er over eens zijn dat tussen hen sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, dat herplaatsing van [verweerder] niet mogelijk is en dat geen sprake is van enig opzegverbod, zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbinden. Gelet op de standpunten van beide partijen is immers sprake van een redelijke grond voor ontbinding als bedoeld in artikel 7:671b lid 1, onderdeel a BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel g BW.
4.2
Partijen zijn het er voorts over eens dat bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 september 2020 de opzegtermijn als bedoeld in artikel 7:672 BW in acht wordt genomen, zodat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 9 onder
a BW zal worden ontbonden per genoemde datum van 1 september 2020.
4.3.
Tijdens de mondelinge behandeling van het onderhavige verzoek hebben partijen afspraken gemaakt over de verdere afwikkeling van de arbeidsovereenkomst. Deze afspraken zijn in het proces-verbaal van de mondelinge behandeling vastgelegd.
4.4.
Gelet op de aard van het geschil worden geen termen aanwezig geacht om de ene partij de proceskosten van de andere partij te laten vergoeden.

5..De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 september 2020;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van deze procedure draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.M. van Breevoort en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44487