In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 9 juli 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Kloosterboer Coolport Rotterdam B.V. en [verweerder]. Kloosterboer, een onderneming die innovatieve en duurzame totaaloplossingen biedt in de supplychain voor temperatuur-gecontroleerde voedselproducten, heeft verzocht om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden op grond van verschillende artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, waaronder artikel 7:671b BW en artikel 7:669 lid 3. Kloosterboer heeft aangevoerd dat er sprake is van verwijtbaar handelen door [verweerder] en een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding, waardoor herplaatsing niet mogelijk is.
Tijdens de mondelinge behandeling op 30 juni 2020 hebben beide partijen erkend dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, wat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een redelijke grond voor ontbinding is, zoals vereist door de wet. De arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden met ingang van 1 september 2020, waarbij de opzegtermijn in acht wordt genomen. De kantonrechter heeft bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt, gezien de aard van het geschil.
De beschikking is gegeven door mr. A.J.M. van Breevoort en is openbaar uitgesproken. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van een redelijke grond voor ontbinding van een arbeidsovereenkomst en de rol van de kantonrechter in dergelijke geschillen.