ECLI:NL:RBROT:2020:6256

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
8415763 CV EXPL 20-9953
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming gehuurde na wanbetaling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de coöperatie Capreit NL IV Coöperatief U.A. en een gedaagde die in persoon procedeerde. Capreit vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, alsook betaling van achterstallige huur. De gedaagde had een huurachterstand van € 5.167,29 opgebouwd tot en met april 2020, en Capreit stelde dat de gedaagde toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. De gedaagde voerde aan dat hij nooit een adequate reactie op zijn correspondentie had ontvangen en dat hij soms door financiële omstandigheden de huur later betaalde, maar dat hij altijd betaalde. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde geen bewijs had geleverd voor zijn verweer en dat de huurachterstand toewijsbaar was. De kantonrechter heeft de vordering van Capreit toegewezen, de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen 14 dagen na betekening van het vonnis. Tevens werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De proceskosten werden eveneens aan de gedaagde opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8415763 CV EXPL 20-9953
uitspraak: 10 juli 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de coöperatie
Capreit NL IV Coöperatief U.A.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: [gemachtigde] te Bussum, gemeente Gooische Meren,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “Capreit” en “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 17 maart 2020, met productie;
  • het schriftelijke antwoord van [gedaagde] , met producties;
  • de conclusie van repliek tevens wijziging van eis, met producties;
  • de schriftelijke reactie van [gedaagde] , met producties.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten.
2.1
Capreit heeft middels een huurovereenkomst aan [gedaagde] verhuurd een woonruimte met verdere aanhorigheden, gelegen aan het adres [adres] (hierna: het gehuurde).
2.2
[gedaagde] is aan Capreit op basis van deze huurovereenkomst maandelijks bij vooruitbetaling een huurprijs van laatstelijk € 1.220,41 verschuldigd.

3..Het geschil

3.1
Capreit heeft – na wijziging van eis – gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot het gehuurde te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling aan Capreit van de door Capreit genoemde bedragen, waarin begrepen een bedrag van € 5.167,29 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand april 2020.
Aan haar vordering heeft Capreit - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag gelegd dat [gedaagde] meermaals toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, waardoor uiteindelijk een huurachterstand is ontstaan die berekend tot en met april 2020 € 5.167,29 bedraagt. Het vorenstaande leidt ertoe dat ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd is. Daarnaast maakt Capreit op grond van artikel 6:119 BW aanspraak op vergoeding van de wettelijke rente vanaf 9 maart 2020 tot de dag der algehele voldoening. De reeds verschenen rente bedraagt € 76,52. Door de wanbetaling aan de zijde van [gedaagde] zag Capreit zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven en een gerechtelijke procedure te starten. De buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 610,66 dienen dan ook voor rekening van [gedaagde] te komen.
3.2
[gedaagde] heeft – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – aangevoerd dat hij één keer een aanmaning van Capreit heeft ontvangen met de huurachterstand, maar die vordering was lager dan de vordering die hij op 13 juni 2019 heeft ontvangen van Deurwaarder.com betreffende dezelfde huurachterstand. [gedaagde] heeft derhalve gereageerd op de vordering van Capreit, maar daar is nooit op gerespondeerd. Door een verandering in zijn financiële situatie was [gedaagde] soms genoodzaakt de huurpenningen wat later te betalen, maar hij betaalde ze altijd. Daarbij erkent [gedaagde] per ongeluk een paar keer de oude huurprijs de hebben betaald, maar dat is inmiddels ook rechtgetrokken. [gedaagde] voert tot slot verweer tegen de hoge bijkomende kosten daar de door Capreit gestelde huurachterstand is voldaan.
3.3
De overige stellingen van partijen worden – indien relevant – in de beoordeling besproken.

4..De beoordeling

4.1
Ten aanzien van de door Capreit gestelde huurachterstand overweegt de kantonrechter het volgende. Ter onderbouwing van haar vordering heeft Capreit een specificatie van de huurachterstand overgelegd van de periode januari 2019 tot en met april 2020. Hieruit valt op te maken dat er al sinds 1 januari 2019 een huurachterstand is ontstaan, welke is opgelopen tot een bedrag van € 5.167,29 op 1 april 2020. [gedaagde] heeft weliswaar gesteld dat er geen sprake is van een huurachterstand, maar hij heeft daartoe geen betalingsbewijzen overgelegd, hetgeen wel op zijn weg had gelegen. Daarom wordt uitgegaan van de juistheid van de vordering van Capreit.
4.2
[gedaagde] heeft verder – kort samengevat – ter verweer aangevoerd dat sprake is van achterstallig onderhoud aan zowel het gehuurde als aan het betreffende appartementencomplex, dat niet of nauwelijks gereageerd wordt op zijn correspondentie en dat de administratie bij Capreit niet goed op orde is, waardoor hij onder meer al twee jaar geen afrekening heeft ontvangen voor de servicekosten/stookkosten. Voor zover [gedaagde] heeft bedoeld dat hij hiermee een beroep op verrekening c.q. opschorting doet, heeft te gelden dat voor een geldig beroep op verrekening ten minste één deugdelijke ingebrekestelling is vereist. Voor een geldig beroep op opschorting van de huurpenningen in verband met (ernstige) gebreken aan het gehuurde, is het aan [gedaagde] om te stellen én te bewijzen dat Capreit reeds in voldoende mate met de gebreken bekend was om tot het nemen van maatregelen over te kunnen gaan (HR 8 maart 2002, 2002/199). Niet is gebleken dat aan de criteria voor verrekening c.q. opschorting is voldaan.
4.3
Het vorenstaande leidt dan ook tot de conclusie dat de huurachterstand ten bedrage van
€ 5.167,29 toewijsbaar is.
4.4
De hoogte van de huurachterstand en het feit dat de huurachterstand is ontstaan door herhaalde wanprestatie, rechtvaardigen de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Deze vorderingen worden toegewezen.
De kantonrechter stelt daarbij de ontruimingstermijn vast op 14 dagen na betekening van dit vonnis.
4.5
De gevorderde toekomstige huurtermijnen c.q. gebruiksvergoeding worden - als niet separaat weersproken - eveneens toegewezen.
4.6
De verschenen wettelijke rente ten bedrage van € 76,52 is toewijsbaar. De wettelijke rente vanaf 9 maart 2020 wordt toegewezen op de wijze zoals hierna bepaald.
4.7
Op 19 februari 2020 heeft Capreit een aanmaning naar [gedaagde] verstuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW in verbinding met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Daardoor is de gevorderde vergoeding van € 610,66 (inclusief btw) voor een aangezegde hoofdsom van € 3.796,76 eveneens toewijsbaar.
4.8
[gedaagde] wordt als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

3..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Capreit te betalen een bedrag van € 5.167,29 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand april 2020, vermeerderd met de verschenen wettelijke rente ten bedrage van € 76,52 alsmede wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het saldo dat aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens, na elke credit- en debetmutatie, heeft uitgestaan vanaf 9 maart 2020 tot aan de dag van algehele voldoening en een bedrag van € 610,66 aan buitengerechtelijke kosten;
ontbindt de bovengenoemde huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege [gedaagde] daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van Capreit te stellen;
veroordeelt [gedaagde] om aan Capreit te betalen een bedrag van € 1.220,41, althans een bedrag gelijk aan de alsdan geldende huurprijs, met ingang van de maand mei 2020 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Capreit vastgesteld op een bedrag van € 601,96 aan verschotten en € 600,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44240