ECLI:NL:RBROT:2020:6250

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
8184658 CV EXPL 19-50777
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en verjaring in het verbintenissenrecht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Sagro Aannemingsmaatschappij Zeeland B.V. (eiseres) en Seagull B.V. (gedaagde) over onbetaalde facturen. Sagro vorderde betaling van een totaalbedrag van € 4.598,80 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten, als gevolg van onbetaalde facturen voor geleverde diensten in 2018 en 2019. Seagull betwistte de vordering en voerde aan dat de vordering was verjaard en dat Sagro afstand had gedaan van haar vordering. De kantonrechter oordeelde dat de vordering niet was verjaard, omdat de wettelijke verjaringstermijn van vijf jaar van toepassing was en de vordering pas op 24 juni 2023 zou verjaren. De kantonrechter wees de vordering van Sagro toe, inclusief de gevorderde rente en incassokosten, en veroordeelde Seagull in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor partijen om verjaringstermijnen en de toepasselijkheid van algemene voorwaarden goed in de gaten te houden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8184658 CV EXPL 19-50777
uitspraak: 10 juli 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Sagro Aannemingsmaatschappij Zeeland B.V.,
gevestigd te ’s-Heerenhoek,
eiseres,
gemachtigde: mr. T.M.L. Leegwater, werkzaam bij Van Damme c.s. Gerechtsdeurwaarders te Terneuzen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Seagull B.V.,
gevestigd te Vlaardingen,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.M. de Heer te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “Sagro” en “Seagull”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen.
  • het exploot van dagvaarding van 18 november 2019, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 22 januari 2020, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van 16 maart 2020 aan de zijde van Sagro, met producties;
  • de antwoordakte van Seagull, met producties;
  • de akte uitlaten producties aan de zijde van Sagro.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 maart 2020. Namens Sagro was daarbij aanwezig de heer [naam 1] , directeur, en de heer [naam 2] , bijgestaan door de heer [naam 3] namens de gemachtigde voornoemd.
Aan de zijde van Seagull is verschenen de heer [naam 4] , directeur, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. Van hetgeen ter zitting is verhandeld heeft de griffier aantekening gehouden. De zaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting van 18 maart 2020 voor het overleggen van stukken door Sagro. Vervolgens is Seagull in de gelegenheid gesteld om op de producties van Sagro te reageren. Tot slot is Sagro nog in de gelegenheid gesteld om te reageren op de bij antwoordakte door Seagull in het geding gebrachte stukken.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten.
2.1
Sagro heeft in opdracht en voor rekening voor Seagull in 2018 de op- en overslag van silicon chroom en ferro chroom verzorgd.
2.2
Bij facturen van 25 mei en 16 juli 2018 (factuurnummers 2181944 en 2182790) heeft Sagro op basis van deze overeenkomst bij Seagull in rekening gebracht bedragen van respectievelijk € 1.626,57 en € 471,90 (inclusief btw). Eerstgenoemde factuur heeft Seagull tot een bedrag van € 1.478,50 onbetaald gelaten. De tweede factuur heeft Seagull volledig onbetaald gelaten.
2.3
Daarnaast heeft Sagro bij factuur van 26 februari 2019 (factuurnummer 2190710) bij Seagull in rekening gebracht een bedrag van € 11.470,80 (inclusief btw) met betrekking tot een partij ferro phosphor. Seagull heeft die factuur op 15 april 2019 tot een bedrag van
€ 8.532,00 (90% van het factuurbedrag exclusief btw) betaald. De partij ferro phosphor is uiteindelijk verkocht en geleverd aan een Poolse afnemer. Bij factuur van 6 februari 2019 heeft Seagull in dat kader een bedrag van € 9.480,00 aan die Poolse partij in rekening gebracht. Die factuur is door de Poolse afnemer voldaan.
Op 13 september 2019 heeft Sagro een creditfactuur van € 290,40 aan Seagull gestuurd.

3..De vordering

3.1
Sagro heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Seagull te veroordelen aan Sagro te betalen een bedrag van € 4.598,80 aan hoofdsom, € 360,86 aan verschenen handelsrente en € 598,93 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 4.598,80 vanaf 13 november 2019, met veroordeling van Seagull in de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering heeft Sagro - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
Seagull is in gebreke gebleven met de (volledige en tijdige) betaling van de hierboven onder 2.2 en 2.3 genoemde facturen van 25 mei en 16 juli 2018 en van 26 februari 2019. De betalingsachterstand bedraagt (rekening houdend met de creditfactuur van € 290,40) in totaal € 4.598,80 (inclusief btw). Aangezien Seagull dat bedrag niet tijdig heeft voldaan, is zij in verzuim geraakt en zag Sagro zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven en buitengerechtelijke incassokosten te maken. Deze kosten van € 598,93 dienen voor rekening van Seagull te komen. Daarnaast maakt Sagro aanspraak op vergoeding van de wettelijke handelsrente. Berekend tot en met 12 november 2019 bedraagt deze rente
€ 360,86.
3.3
Op hetgeen verder nog door Sagro is aangevoerd, voor zover althans van belang voor de uitkomst van de procedure, wordt hierna teruggekomen.

4..Het verweer

4.1
Seagull heeft geconcludeerd tot het niet-ontvankelijk verklaren van Sagro in haar vordering dan wel tot afwijzing daarvan, met veroordeling van Sagro in de proceskosten. Seagull heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd.
De vordering met betrekking tot de facturen uit 2018 is verjaard. Sagro heeft de op- en overslagwerkzaamheden verricht onder de toepasselijkheid van de Nederlandse opslagvoorwaarden Fenex (hierna: Fenex-voorwaarden). Op grond van artikel 30.1 van de Fenex-voorwaarden geldt een verjaringstermijn van (slechts) 12 maanden. Bovendien heeft Sagro afstand gedaan van haar vordering met betrekking tot die facturen dan wel het vertrouwen gewekt dat afstand van recht is gedaan.
Op de factuur van 26 februari 2019 heeft Seagull 10% commissie als redelijk loon in mindering gebracht voor de bemiddeling door Seagull bij de transactie met betrekking tot de partij ferro phosphor. Die vergoeding was door Seagull aan Sagro voorgesteld. Ook de btw is Seagull niet verschuldigd. Seagull heeft deze factuur dan ook terecht tot een bedrag van
€ 8.532,00 (90% van het factuurbedrag exclusief btw) betaald.
Gelet hierop is Seagull niets meer aan Sagro verschuldigd. De buitengerechtelijke incassowerkzaamheden dienen als nodeloos verricht voor rekening van Sagro te blijven. Ook de gevorderde rente moet worden afgewezen.
4.2
Op hetgeen verder nog door Seagull is aangevoerd, voor zover althans van belang voor de uitkomst van de procedure, wordt hierna teruggekomen.

5..De beoordeling van de vordering

5.1
De kantonrechter gaat voorbij aan de nieuwe verweren die Seagull eerst in haar voormelde antwoordakte naar voren heeft gebracht, waaronder die met betrekking tot gestelde betalingen aan Sagro van de facturen uit 2018 en de hoogte van die facturen. Gelet op het in artikel 128 lid 3 Rv neergelegde vereiste van concentratie van verweer is Seagull verplicht haar verweer in één keer, bij conclusie van antwoord, naar voren te brengen. Seagull heeft dit niet gedaan. Zowel in de conclusie van antwoord als tijdens de mondelinge behandeling heeft Seagull niet weersproken dat zij de factuur van 25 mei 2018 tot een bedrag van € 1.478,50 onbetaald heeft gelaten en dat zij de factuur van 16 juli 2018 volledig onbetaald heeft gelaten. Het voorgaande brengt met zich dat de nieuwe verweren van Seagull te laat zijn gevoerd en daarom onbesproken moeten blijven.
Verder kan in het midden blijven het verwijt dat Seagull jegens Sagro heeft gemaakt dat er aan de zijde van Sagro het een en ander is “misgegaan” bij het verrichten van de op- en overslagwerkzaamheden van silicon chroom en ferro chroom. Nog afgezien dat Sagro gemotiveerd heeft weersproken dat zij tekort is geschoten in de nakoming van de daarop betrekking hebbende overeenkomst, moet vastgesteld worden dat Seagull daar geen (rechts)gevolgen aan heeft verbonden en dat zij evenmin een eis in reconventie heeft ingesteld. Deze kwestie behoeft dan ook geen beoordeling en beslissing.
5.2
Het meest verstrekkende verweer van Seagull tegen de (volledige) verschuldigdheid van de twee facturen uit 2018 is dat Sagro (uiteindelijk) heeft afgezien van de daarmee verband houdende vordering. Sagro heeft dat uitdrukkelijk betwist. Vastgesteld wordt dat Seagull niets heeft overgelegd waaruit blijkt dat Sagro op enig moment aan Seagull heeft meegedeeld dat zij afstand doet van haar vordering met betrekking tot die facturen. Uit de door Seagull overgelegde, door haar zelf opgestelde, gespreksnotities van 24 juni 2019 kan dat in ieder geval niet worden opgemaakt. Daarin is niets vermeld over een tussen partijen gemaakte afspraak met betrekking tot het niet langer verschuldigd zijn van die facturen door Seagull. De overgelegde e-mails van 20 september en 18 oktober 2019, die van Seagull zelf afkomstig zijn, bevatten evenmin een dergelijke inhoud en een bevestiging door Sagro dat deze facturen niet meer voldaan hoeven te worden. Ook het (subsidiaire) verweer van Seagull dat Sagro het vertrouwen heeft gewekt dat afstand van recht is gedaan is niet onderbouwd. Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering met betrekking tot de twee facturen uit 2018 in zoverre (nog steeds) opeisbaar is.
5.3
Vervolgens komt de vraag aan de orde of de Fenex-voorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomst tussen partijen met betrekking tot de op- en overslagwerkzaamheden van silicon chroom en ferro chroom en of de vordering met betrekking tot de twee facturen uit 2018 is verjaard. De kantonrechter oordeelt daarover als volgt.
Nergens blijkt uit dat de Fenex-voorwaarden van toepassing zijn verklaard. Ook op de facturen is niet vermeld dat die voorwaarden van toepassing zijn. Sagro heeft dat ook uitdrukkelijk betwist. Dat die voorwaarden op de website van Sagro zijn vermeld is (juridisch) niet relevant. Het gaat erom wat Sagro en Seagull in dit concrete geval hebben afgesproken. Dat Seagull in een e-mail van 12 december 2017 heeft verzocht om toepassing van “Fenex” leidt niet tot een ander oordeel. Gesteld noch gebleken is dat daar door Sagro gevolg aan is gegeven en dat de Fenex-voorwaarden vervolgens door Sagro van toepassing zijn verklaard op de overeenkomst. Sagro heeft dat ook betwist, terwijl Seagull in haar antwoordakte zelf heeft gesteld dat er geen schriftelijke offerte door Sagro is opgemaakt.
Het voorgaande leidt ertoe dat de in artikel 30.1 van de Fenex-voorwaarden genoemde verjaringstermijn van 12 maanden niet van toepassing is. Gelet hierop komt de kantonrechter niet toe aan het verweer van Sagro dat, naar de kantonrechter begrijpt voor zover in rechte wordt geoordeeld dat die voorwaarden wel van toepassing zijn, zij de verjaringstermijn tijdig heeft gestuit in de zin van artikel 3:316 lid 1 BW.
5.3.1
Tussen partijen is in geschil of de (eigen) algemene voorwaarden van Sagro van toepassing zijn op de overeenkomst, op welk standpunt Sagro zich heeft gesteld. Sagro heeft weliswaar bij voormelde brief van 16 maart 2020 een aan Seagull gerichte e-mail van
25 april 2017 overgelegd met daarbij gevoegd een offerte van 24 april 2017 en de algemene voorwaarden van Sagro, maar Seagull heeft uitdrukkelijk en gemotiveerd betwist dat deze offerte betrekking heeft op de door Sagro uitgevoerde op- en overslagwerkzaamheden van silicon chroom en ferro chroom waar zij thans nog betaling van vordert. Wat hier verder ook van zij, gesteld noch gebleken is dat in de algemene voorwaarden van Sagro een van de wettelijke bepalingen afwijkende (kortere) verjaringstermijn is opgenomen. De vorderingen van Sagro vinden ook niet hun grondslag in die voorwaarden. In het midden kan daarom blijven of de algemene voorwaarden van Sagro van toepassing zijn op de overeenkomst.
5.3.2
Het voorgaande betekent dat de algemene wettelijke verjaringstermijn van toepassing is. Op grond van artikel 3:307 lid 1 BW verjaart een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis uit overeenkomst tot een geven of een doen door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden.
De oudste vervallen termijn voor wat de betreft de twee facturen uit 2018 dateert van
30 dagen na 25 mei 2018, derhalve 24 juni 2018. Dit betekent dat de vordering ten aanzien van deze factuur op zijn vroegst verjaart op 24 juni 2023. De vordering van Sagro is dus (zeker) niet verjaard.
5.4
Het voorgaande leidt ertoe dat de op betaling gerichte vordering van het bedrag van
€ 1.478,50 met betrekking tot de factuur van 25 mei 2018 en van het bedrag van € 471,90 met betrekking tot de factuur van 16 juli 2018 wordt toegewezen.
5.5
Voor wat betreft de factuur van 26 februari 2019 oordeelt de kantonrechter als volgt.
Tussen partijen staat vast dat Sagro over een partij ferro phosphor beschikte (verpakt in
24 big bags en afkomstig van een relatie in Kazachstan) en dat die partij uiteindelijk aan een afnemer in Polen is verkocht en geleverd. Sagro heeft tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat zij die partij aan Seagull heeft verkocht voor € 9.480,00 (exclusief btw) en dat Seagull de lading vervolgens weer heeft doorverkocht aan de betreffende Poolse afnemer. Die stelling vindt ook steun in het feit dat Seagull die factuur van Sagro voor een zeer groot deel (90% exclusief btw) heeft voldaan, dat Seagull in dat kader reeds bij factuur van
6 februari 2019 een bedrag van € 9.480,00 aan die Poolse partij in rekening heeft gebracht en dat die factuur ook door die afnemer aan Seagull is betaald. Dit alles verhoudt zich niet met het bestaan van een bemiddelingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:425 BW, waarbij Seagull (slechts) als tussenpersoon werkzaam is geweest en op naam en voor rekening van Sagro heeft gehandeld. Seagull heeft onvoldoende aangevoerd op grond waarvan kan worden aangenomen dat (toch) een bemiddelingsovereenkomst tussen Sagro en Seagull tot stand is gekomen. Daar kan in rechte dan ook niet van worden uitgegaan. Dit betekent dat Seagull in beginsel geen recht heeft op loon in de zin van artikel 7:426 lid 1 BW. Dit kan anders zijn indien Sagro en Seagull hebben afgesproken dat Seagull een vergoeding ontvangt, bijvoorbeeld omdat Seagull contact heeft gelegd met de Poolse afnemer.
Seagull heeft echter niets overgelegd waaruit blijkt dat zij met Sagro is overeengekomen dat zij aanspraak maakt op een vergoeding van 10%. Sagro heeft dat ook uitdrukkelijk betwist. Seagull heeft weliswaar een e-mail van 15 maart 2019 overgelegd, maar daarin is door haar alleen “10% van de verkoopprijs” voorgesteld. Gesteld noch gebleken is dat Sagro daarmee akkoord is gegaan. Dat Seagull dat “normaal” vindt, zoals zij ter zitting heeft aangevoerd, leidt er niet toe dat op Sagro de verplichting rust om een dergelijk percentage in mindering te brengen op de factuur.
Dit betekent dat Seagull het onbetaald gelaten restant van 10% van de factuur van
26 februari 2019 nog is verschuldigd. Ditzelfde geldt voor de door Sagro in rekening gebrachte omzetbelasting van 21%, zoals bedoeld in artikel 1 juncto artikel 9 lid 1 van de Wet op de omzetbelasting. Als uitgangspunt heeft te gelden dat die belasting verschuldigd is. Sagro heeft ook gesteld dat zij de btw heeft afgedragen aan de Belastingdienst. Seagull heeft onvoldoende onderbouwd dat in dit geval een vrijstelling van de omzetbelasting van toepassing is. Gesteld noch gebleken is ook dat Seagull dat (tijdig) aan Sagro heeft laten weten. In rechte wordt er daarom vanuit gegaan dat Seagull de omzetbelasting is verschuldigd.
5.6
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat nu ook de op betaling gerichte vordering van het bedrag van (€ 2.938,80 minus het niet in geschil zijnde creditbedrag van € 290,40, aldus)
€ 2.648,40 met betrekking tot de factuur van 26 februari 2019 toewijsbaar is, de gevorderde hoofdsom van € 4.598,80 wordt toegewezen.
5.7
De gevorderde wettelijke handelsrente zal als (inhoudelijk) onweersproken en op de wet gegrond eveneens worden toegewezen. Ook de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal als onvoldoende weersproken worden toegewezen tot een bedrag van € 584,88, passend bij de toewijsbare hoofdsom.
5.8
Hetgeen verder nog door partijen is aangevoerd, kan tot geen ander oordeel leiden en behoeft daarom geen (nadere) bespreking.
5.9
Seagull zal als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt Seagull om aan Sagro tegen kwijting te betalen het bedrag van € 5.544,54 aan hoofdsom, verschenen rente en buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over € 4.598,80 vanaf 13 november 2019
tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Seagull in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Sagro vastgesteld op € 567,83 aan verschotten en € 750,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
764