In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in een verzetprocedure waarbij de gedaagde, [gedaagde], niet-ontvankelijk is verklaard. De procedure volgde op een verstekvonnis van 20 april 2012, waarbij [gedaagde] was veroordeeld tot betaling aan Direct Pay Services B.V. van een bedrag van € 66,52, vermeerderd met wettelijke rente. Het verstekvonnis was op 15 mei 2012 betekend, maar [gedaagde] heeft pas op 14 januari 2020 verzet aangetekend, wat te laat was volgens de wettelijke termijn.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] niet tijdig in verzet is gekomen, omdat de termijn voor verzet pas begint te lopen na betekening in persoon of na een daad van bekendheid met het vonnis. De kantonrechter oordeelde dat de betekening van het verstekvonnis niet in persoon had plaatsgevonden en dat de handelingen van [gedaagde] en zijn gemachtigde niet voldoende waren om aan te tonen dat zij tijdig op de hoogte waren van het vonnis. De e-mail van de gemachtigde van [gedaagde] op 12 december 2019 werd gezien als een daad van bekendheid, waardoor de verzettermijn was verstreken voordat het verzet werd ingediend.
De kantonrechter heeft daarom de vordering van Direct Pay om [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten toegewezen, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis benadrukt het belang van tijdige indiening van verzet en de gevolgen van het niet naleven van de wettelijke termijnen.