In deze zaak heeft Menzis Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde voor het betalen van niet-betaalde zorgpremies. De gedaagde had een zorgverzekeringsovereenkomst met Menzis, waaruit voortvloeide dat hij periodieke premies verschuldigd was. Menzis vorderde een bedrag van € 128,51, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, na het versturen van meerdere facturen. De gedaagde heeft een deel van de vordering voldaan, waardoor het gevorderde bedrag werd verlaagd naar € 51,31 aan buitengerechtelijke kosten en verschenen rente.
De gedaagde heeft verweer gevoerd en erkende de hoofdsom, maar stelde dat hij nooit aanmaningen had ontvangen en daardoor niet in staat was om tijdig te betalen. De kantonrechter heeft de vordering beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, waaronder artikel 6:44 BW, dat bepaalt hoe betalingen in mindering komen op kosten en rente. De kantonrechter oordeelde dat Menzis onvoldoende had onderbouwd dat de gedaagde de '14-dagenbrief' had ontvangen, waardoor de vordering voor buitengerechtelijke kosten werd afgewezen. De wettelijke rente werd echter toegewezen, omdat de gedaagde hiertegen geen verweer had gevoerd.
Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld om € 2,91 te betalen aan Menzis, vermeerderd met wettelijke rente, en werd hij in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis is uitgesproken door de kantonrechter M.C. van der Kolk op 15 mei 2020.