ECLI:NL:RBROT:2020:6236

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 mei 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
8275854 CV EXPL 20-2295
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van niet-betaalde premie door CAK aan gedaagde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 mei 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de publieke rechtspersoon CAK en een gedaagde die in persoon procedeerde. De vordering van CAK betreft de betaling van een niet-betaalde premie van € 58,20, die door gedaagde verschuldigd was op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). CAK heeft de vordering onderbouwd met facturen die betrekking hebben op zorg die gedaagde heeft ontvangen. Gedaagde heeft echter aangevoerd dat hij gedurende de relevante perioden in het buitenland verbleef en geen zorg heeft ontvangen, en heeft daarom de vordering betwist.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde geen bezwaar heeft gemaakt tegen de facturen, waardoor deze formele rechtskracht hebben gekregen. De rechter oordeelde dat het verweer van gedaagde onvoldoende onderbouwd was en dat er geen bewijs was dat hij geen zorg heeft ontvangen. De kantonrechter heeft de vordering van CAK toegewezen, inclusief de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van tijdig bezwaar maken tegen facturen en de gevolgen van het niet indienen van bezwaar.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat gedaagde € 110,22 moet betalen aan CAK, vermeerderd met wettelijke rente, en dat hij ook de proceskosten moet vergoeden. Dit vonnis is uitgesproken door mr. E.A. Vroom en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8275854 CV EXPL 20-2295
uitspraak: 15 mei 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de publieke rechtspersoon
zelfstandig bestuursorgaan (zbo) CAK,
zetelende te ’s-Gravenhage,
eiser,
gemachtigde: Bosveld Incasso en Gerechtsdeurwaarders te Amersfoort,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “CAK” en “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 18 december 2019, met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van [gedaagde] , met productie;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de schriftelijke reactie van [gedaagde] van 9 april 2020.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten.
2.1
CAK is op grond van artikel 2.1.4 lid 6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo) belast met de vaststelling en inning van de eigen bijdragen welke de zorgontvanger op grond van artikel 3.1 Besluit Maatschappelijke Ondersteuning 2015 is verschuldigd voor het ontvangen van een maatwerkvoorziening en/of een persoonsgebonden budget welke is/zijn verstrekt in het kader van de uitvoering van de Wmo.
2.2
[gedaagde] heeft maatwerkvoorzieningen en/of een persoonsgebonden budget ontvangen, welke zijn verstrekt in het kader van de uitvoering van de Wmo. Vanaf periode 1 van het jaar 2016 is de door [gedaagde] verschuldigde eigen bijdrage bij beschikking vastgesteld op een bedrag van € 19,40 per periode van vier weken.
3. De vordering
3.1
CAK heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 58,20 aan hoofdsom, te vermeerderen met een bedrag van € 3,62 aan verschenen rente berekend tot 11 december 2019, een bedrag van € 48,40 (inclusief btw) aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente vanaf 11 december 2019 over het totaalbedrag van € 110,22, een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering heeft CAK - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag gelegd dat [gedaagde] zorg heeft genoten, waarvoor CAK de volgende drie facturen in rekening heeft gebracht:
Factuurnummer
Datum
Bedrag
[factuurnummer 1]
01-09-2016
€ 19,40
[factuurnummer 2]
29-09-2016
€ 19,40
[factuurnummer 3]
27-10-2016
€ 19,40
3.3
Ondanks gehoudenheid daartoe heeft [gedaagde] bovengenoemde facturen onbetaald gelaten. De betalingsverplichting van [gedaagde] vloeit voort uit de beschikkingen, waarin zijn eigen bijdrage is vastgesteld. [gedaagde] heeft de termijnen voor bezwaar en beroep ongebruikt gelaten, waardoor de beschikkingen formele rechtskracht hebben gekregen en de vordering tussen partijen vaststaat.
3.4
CAK zag zich genoodzaakt de vordering ter incasso uit handen te geven en buitengerechtelijke kosten te maken. Deze kosten van € 48,40 (incl. btw) komen voor rekening van [gedaagde] .
3.5
Verder maakt CAK aanspraak op de wettelijke rente, waaronder een bedrag van
€ 3,62 aan verschenen rente, berekend tot 11 december 2019.

4..Het verweer

4.1
Het verweer van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vordering van CAK. Daartoe heeft [gedaagde] – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende aangevoerd.
4.2
[gedaagde] heeft in de perioden waarop bovengenoemde facturen betrekking hebben geen zorg ontvangen. Hij verbleef toentertijd in het buitenland en had daarvoor een visum. [gedaagde] heeft hierover contact opgenomen met zowel de gemeente als CAK, maar beide instanties verwijzen hem telkens naar elkaar door en CAK blijft de eigen bijdragen vorderen ondanks het feit dat [gedaagde] geen zorg heeft ontvangen. [gedaagde] wil niet betalen voor zorg die hij niet heeft ontvangen. Voorts heeft [gedaagde] een tegenvordering ingediend van € 42,59 voor de vergoeding van zijn onkosten gedurende deze procedure.

5..De beoordeling

5.1
Tussen partijen is in geschil de verschuldigdheid van de door CAK aan [gedaagde] verstuurde facturen van in totaal € 58,20 aan eigen bijdrage. In productie 2 van de conclusie van repliek heeft CAK ter onderbouwing van haar stelling nadere specificaties overgelegd van de gevorderde facturen. Uit deze specificaties valt af te leiden dat [gedaagde] in de betreffende perioden zorg heeft ontvangen, waarvoor hij op grond van de Wmo eigen bijdragen verschuldigd is.
[gedaagde] stelt anderzijds dat hij gedurende deze perioden in het buitenland verbleef en daarvoor een visum had. Deze stelling van [gedaagde] is echter onvoldoende onderbouwd. Het is immers niet uit te sluiten dat het feitelijke verblijf tijdens de visumperiode op zijn woonadres in Nederland was en dat hij zorg heeft genoten in het kader van de Wmo.
5.3
Daarbij komt dat [gedaagde] niet heeft betwist dat hij tegen de door CAK verstuurde facturen geen bezwaarschrift heeft ingediend, hetgeen wel op zijn weg had gelegen nu hij stelt geen zorg te hebben ontvangen. Hierdoor is sprake geworden van formele rechtskracht en kan worden uitgegaan van de juistheid van de door CAK gefactureerde bedragen (Vgl. Hoge Raad 16 mei 1986, AB 1986, 573, Heesch/Van den Akker). Het verweer van [gedaagde] dat hij de facturen niet is verschuldigd, omdat hij geen zorg heeft ontvangen, wordt dan ook verworpen.
5.4
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de gevorderde hoofdsom van € 58,20 toewijsbaar is.
5.5
CAK maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Voor de hoogte van de toewijsbare buitengerechtelijke incassokosten zoekt de kantonrechter aansluiting bij het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief en de toewijsbare hoofdsom. Gelet op de hoogte van de hoofdsom is derhalve aan buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 48,40 (incl. btw) toewijsbaar.
5.6
De verschenen wettelijke rente van € 3,62 tot 11 december 2019 wordt als onweersproken toegewezen. Vanaf 11 december vordert CAK niet alleen wettelijke rente over de hoofdsom, maar ook over de buitengerechtelijke kosten en de verschenen wettelijke rente. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is niet toewijsbaar, nu niet is gesteld of gebleken dat de kosten vóór dagvaarding dan wel vóór de aanmaningen door CAK zijn betaald aan haar gemachtigde. Daarnaast vordert CAK vanaf 11 december 2019 rente over reeds vervallen rente: deze is toewijsbaar zoals hierna vermeld.
5.7
Op grond van artikel 237 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zal [gedaagde] als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan CAK te betalen een bedrag van € 110,22, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de hoofdsom ad € 58,20 vanaf de dag van dagvaarding en over de vóór dagvaarding vervallen rente, voor zover en vanaf het moment dat is voldaan aan het bepaalde in artikel 6:119 lid 2 BW;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van CAK vastgesteld op € 227,06 aan verschotten en € 72,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44240