In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 mei 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de publieke rechtspersoon CAK en een gedaagde die in persoon procedeerde. De vordering van CAK betreft de betaling van een niet-betaalde premie van € 58,20, die door gedaagde verschuldigd was op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). CAK heeft de vordering onderbouwd met facturen die betrekking hebben op zorg die gedaagde heeft ontvangen. Gedaagde heeft echter aangevoerd dat hij gedurende de relevante perioden in het buitenland verbleef en geen zorg heeft ontvangen, en heeft daarom de vordering betwist.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde geen bezwaar heeft gemaakt tegen de facturen, waardoor deze formele rechtskracht hebben gekregen. De rechter oordeelde dat het verweer van gedaagde onvoldoende onderbouwd was en dat er geen bewijs was dat hij geen zorg heeft ontvangen. De kantonrechter heeft de vordering van CAK toegewezen, inclusief de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van tijdig bezwaar maken tegen facturen en de gevolgen van het niet indienen van bezwaar.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat gedaagde € 110,22 moet betalen aan CAK, vermeerderd met wettelijke rente, en dat hij ook de proceskosten moet vergoeden. Dit vonnis is uitgesproken door mr. E.A. Vroom en is uitvoerbaar bij voorraad.