Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- de dagvaarding van 30 april 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie met producties,
- de vooraf toegezonden pleitaantekeningen van de gemachtigde van [gedaagde] .
2..De vaststaande feiten
3..Het geschil in conventie en in reconventie
- om binnen 24 uur na betekening van het vonnis de werkzaamheden voor [bedrijf 3] te staken en gestaakt te houden gedurende de resterende looptijd van het non-concurrentiebeding;
- tot betaling aan [eiseres] van de contractuele boete ter hoogte van
- tot onverkorte nakoming van het non-concurrentiebeding;
- in de proceskosten, waaronder begrepen een bedrag voor het salaris van de gemachtigde.
- het nonconcurrentiebeding zal vernietigen, althans met ingang van 1 maart 2020 zal schorsen totdat over de rechtskracht daarvan definitief is beslist in een bodemprocedure, in die zin dat het [eiser] is toegestaan om vanaf 1 maart 2020 in dienst van [bedrijf 3] als chauffeur werkzaam te zijn;
- met veroordeling van [verweerster] in de proceskosten, waaronder begrepen een bedrag voor het salaris van de gemachtigde van [eiser] en een bedrag van
4..De beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie
De door [gedaagde] gevorderde vernietiging kan in kort geding niet worden toegewezen. Het concurrentiebeding kan wel worden geschorst indien het aannemelijk is dat een vordering tot vernietiging in een bodemprocedure zal slagen. Daarom dient op basis van alle relevante omstandigheden van het geval een afweging te worden gemaakt tussen de belangen van [gedaagde] bij schorsing van het beding en de belangen van [eiseres] bij onverkorte handhaving daarvan.
5..De beslissing
- veroordeelt [gedaagde] om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de werkzaamheden voor [bedrijf 3] te staken alsmede gestaakt te houden gedurende de resterende looptijd van het overeengekomen non-concurrentiebeding als bedoeld in artikel 5 van de arbeidsovereenkomst;
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van
- veroordeelt [gedaagde] tot onverkorte nakoming van het non-concurrentiebeding als bedoeld in artikel 5 van de arbeidsovereenkomst;
- veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 124,00 aan griffierecht, € 85,09 aan dagvaardingskosten en
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [verweerster] begroot op nihil;
- wijst het meer of anders gevorderde af.