ECLI:NL:RBROT:2020:6175

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juni 2020
Publicatiedatum
14 juli 2020
Zaaknummer
C/10/594045 / JE RK 20-869
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van huiselijk geweld

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 juni 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De moeder van [naam kind] heeft het ouderlijk gezag en [naam kind] woont bij haar. Eerder, op 16 april 2020, was [naam kind] onder toezicht gesteld tot 16 juli 2020. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen voor een periode van twaalf maanden, waarbij nog negen maanden resteerden. Dit verzoek werd gedaan vanwege zorgen over de veiligheid van zowel de moeder als [naam kind], in het licht van huiselijk geweld en de problematische relatie met de vader van [naam kind].

Tijdens de zitting, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn de moeder, een vertegenwoordigster van de Raad en een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering gehoord. De moeder heeft aangegeven dat zij weer terug naar haar eigen huis wil, maar dat dit onder voorwaarden moet gebeuren, waaronder hulp van Arosa. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder positieve stappen heeft gezet, maar dat de situatie nog steeds onveilig is voor [naam kind].

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ontwikkeling van [naam kind] nog steeds ernstig wordt bedreigd door de conflictueuze relatie tussen de ouders en de onveilige situaties die daaruit voortvloeien. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de resterende duur van negen maanden, tot 16 april 2021. Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/594045 / JE RK 20-869
datum uitspraak: 30 juni 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2019 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 16 april 2020 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de briefrapportage van de Raad van 29 juni 2020, ingekomen bij de griffie op 30 juni 2020.
Op 30 juni 2020 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam vertegenwoordigster 1]
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI, [naam vertegenwoordigster 2] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 16 april 2020 is [naam kind] onder toezicht gesteld tot 16 juli 2020. Het verzoek is voor het resterende deel aangehouden.

Het aangehouden verzoekDe Raad heeft verzocht [naam kind] onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden. Een periode van negen maanden resteert.

De Raad heeft het resterende deel van het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn nog zorgen over de veiligheid van de moeder en [naam kind] , gelet op het huiselijk geweld. Het is voor de moeder lastig om keuzes te maken met betrekking tot haar ex-partner, waardoor de veiligheid van [naam kind] in het geding komt. De moeder heeft aangegeven weer terug naar haar eigen huis te willen, maar daar zullen voorwaarden aan verbonden moeten worden, waaronder de inzet van Arosa. De goede stappen die door de moeder gezet zijn, zijn nog pril. Op termijn zal de omgang tussen [naam kind] en zijn vader weer op gang moeten komen. De hulpverlening van Arosa kan de moeder leren steviger in haar schoenen te staan en helpen om als ouders op een normale manier contact te hebben. Het is van belang dat de moeder daarin wordt begeleid.

De standpunten

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. Het contact tussen de moeder en de jeugdbeschermer is verbeterd en er zijn stappen in de goede richting gezet. De zorgen zijn nog wel aanwezig. De moeder verblijft momenteel bij een tante, maar kan hier niet blijven. De aanwezigheid van de vader kan een ernstige bedreiging vormen voor de veiligheid van [naam kind] . De moeder moet leren hoe zij de vader buiten de deur houdt. Bij de moeder is een patroon zichtbaar waarbij zij na een incident tijdelijk geen contact heeft met de vader, maar het contact tussen hen uiteindelijk toch weer wordt hervat. Hulpverlening vanuit Arosa is gericht op het huiselijk geweld en sluit daarom beter aan bij de problematiek van de moeder dan de hulpverlening die zij momenteel krijgt vanuit Middin. Naast hulpverlening in het contact met de vader, heeft de moeder ook begeleiding nodig bij het vinden van werk en een woning. Hier is tijd voor nodig.
De moeder begrijpt dat de zorgen nog aanwezig zijn. De moeder krijgt op dit moment hulpverlening vanuit Middin en ziet hulpverlening vanuit Arosa daarom niet zitten. Het kost de moeder veel energie om telkens opnieuw haar verhaal te vertellen en de moeder zou daarom liever zien dat de ondertoezichtstelling niet verlengd wordt. Zij wil op zoek gaan naar werk en een eigen, veilige woonplek, zodat de rust kan terugkeren voor haar en [naam kind] . De moeder wil geen relatie meer met de vader en reageert niet meer op berichtjes van hem.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] nog ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De moeder heeft de afgelopen drie maanden een positieve lijn ingezet, alleen deze ontwikkeling is nog pril. De conflictueuze relatie tussen de ouders zorgt regelmatig voor onveilige situaties voor [naam kind] . Ook recent heeft er bij de tante van moeder, waar de moeder momenteel verblijft, nog een escalatie plaatsgevonden nadat de vader ongewenst voor de deur stond. De moeder lijkt onvoldoende in te zien wat hiervan de gevolgen zijn voor de ontwikkeling van [naam kind] . De moeder heeft aangegeven geen relatie meer met de vader te willen, maar de moeder en de vader zullen als ouders van [naam kind] toch moeten leren om in de toekomst op normale wijze met elkaar te communiceren. Het is daarbij van belang dat de moeder hulpverlening vanuit Arosa accepteert, zodat zij leert hoe om te gaan met ongewenst gedrag van de vader. Het is positief dat de samenwerking tussen de moeder en de jeugdbescherming goed verloopt. Het is van belang dat deze samenwerking gecontinueerd wordt.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengen voor de resterende duur van negen maanden.

De beslissingDe kinderrechter:

verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 16 april 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2020 door mr. M.P. van der Stroom, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 9 juli 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.