In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 juni 2020 een beschikking gegeven inzake de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige]. De zaak is behandeld in het kader van de jeugdbescherming, waarbij de minderjarige sinds zijn geboorte bij zijn grootmoeder aan moederszijde verblijft. De moeder van de minderjarige heeft de zorg voor hem, maar woont momenteel in een woonvoorziening met haar andere kinderen. De grootmoeder biedt de nodige zorg en ondersteuning aan de minderjarige, die een positieve ontwikkeling doormaakt.
De gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, heeft op 2 juni 2020 een verzoek ingediend tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, die oorspronkelijk was verleend tot 7 juli 2020. Vanwege de coronamaatregelen heeft de zitting telefonisch plaatsgevonden, waarbij de moeder, de grootmoeder en een vertegenwoordiger van de GI zijn gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige situatie van de minderjarige bij de grootmoeder in het belang van zijn verzorging en opvoeding is.
De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 7 januari 2021, in het belang van de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.