ECLI:NL:RBROT:2020:6170

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juni 2020
Publicatiedatum
14 juli 2020
Zaaknummer
C/10/593921 / JE RK 20-842
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling van een geboren kind in het kader van de coronamaatregelen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 juni 2020 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van een geboren kind, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 28 mei 2020 een verzoek ingediend tot ondertoezichtstelling, dat op 2 juni 2020 bij de griffie is ingekomen. Vanwege de coronamaatregelen heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden; partijen zijn telefonisch gehoord. De kinderrechter heeft op 15 juni 2020, in aanwezigheid van de griffier, een groepsgesprek gehouden met vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling, het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering. De moeder van het kind was niet bereikbaar voor een telefonische hoorzitting.

De feiten wijzen uit dat het ouderlijk gezag over het kind wordt uitgeoefend door de moeder, die sinds 14 maart 2020 vermist is. De Raad heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor een periode van zes maanden, omdat het kind ernstig in zijn of haar ontwikkeling wordt bedreigd. De moeder heeft geen contact gehad met de Raad en het is onduidelijk waar zij verblijft. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende in staat is om de ontwikkelingsbedreiging van het kind weg te nemen en dat de inzet van een jeugdbeschermer noodzakelijk is.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat voldaan is aan het wettelijke criterium van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek en heeft de ondertoezichtstelling van het kind goedgekeurd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling vastgesteld van 15 juni 2020 tot 15 december 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/593921 / JE RK 20-842
datum uitspraak: 15 juni 2020

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

HET GEBOREN KIND [naam kind] ,

geboren op een onbekende datum en plaats, hierna te noemen het geboren kind [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, zonder vaste woon- of verblijfplaats, ingeschreven op een adres in [plaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 28 mei 2020, ingekomen bij de griffie op 2 juni 2020.
Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het Covid 19-(corona)virus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020
www.rechtspraak.nlis gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. De partijen zijn in de gelegenheid gesteld om door de kinderrechter telefonisch gehoord te worden.
Op 15 juni 2020 heeft de kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier, in een groepsgesprek telefonisch gehoord:
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, hierna te noemen de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 2] .
De moeder was niet bereikbaar om telefonisch gehoord te worden.
De kinderrechter is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – op dit moment voldoende is om tot een goed oordeel te komen en een beslissing te kunnen nemen, zonder verdere mondelinge behandeling.

De feiten

Het ouderlijk gezag over het geboren kind [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van 26 maart 2020 is het toen nog ongeboren kind [naam kind] voorlopig onder toezicht gesteld tot 26 juni 2020.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van het geboren kind [naam kind] verzocht voor de duur van zes maanden.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De Raad heeft gedurende het onderzoek geen contact kunnen krijgen met de moeder. Het is onduidelijk of de moeder in Nederland of in Engeland verblijft. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen.

Het standpunt van de GI

De GI staat achter het verzoek van de Raad.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de telefonische behandeling ter zitting is gebleken dat het geboren kind [naam kind] ernstig in zijn of haar ontwikkeling wordt bedreigd. De moeder was op 23 mei 2020 uitgerekend, maar zij is al sinds 14 maart 2020 vermist. Het is onduidelijk waar de moeder tot op heden verblijft en er bestaat een vermoeden dat zij in het buitenland verblijft. Er is geen zicht op de ontwikkeling en de veiligheid van het geboren kind [naam kind] . Ook is niet bekend wanneer en waar de baby is geboren en hoe de baby heet. De zwangerschap is ongecontroleerd verlopen. De afgelopen periode is het de Raad en de GI niet gelukt om contact te krijgen met de moeder. Daarbij komt dat de moeder de Nederlandse taal onvoldoende beheerst en weinig netwerk heeft in Nederland. De moeder is momenteel onvoldoende bereid en in staat om zelfstandig de ernstige ontwikkelingsbedreiging van haar geboren kind weg te nemen. De inzet van een jeugdbeschermer is daarom noodzakelijk om in contact te komen met de moeder en zicht te krijgen op de ontwikkeling en veiligheid van de baby.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal het geboren kind [naam kind] onder toezicht stellen voor de verzochte duur van zes maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt het geboren kind [naam kind] onder toezicht van de gecertificeerde instelling het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, gevestigd te Rotterdam, met ingang van
15 juni 2020 tot 15 december 2020;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 2 juli 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.