ECLI:NL:RBROT:2020:617

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 januari 2020
Publicatiedatum
28 januari 2020
Zaaknummer
AWB - 18 _ 2356
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling functiewaardering en indeling in functie van een ambtenaar binnen het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar, eiser, en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, verweerder, over de functiewaardering en indeling van de functie van eiser. Eiser was werkzaam als Inspecteur/Medewerker Toezicht en was ingedeeld in de functie 'Senior Inspecteur' met bijbehorende functieschaal 11. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de indeling en heeft beroep ingesteld nadat zijn bezwaar ongegrond was verklaard. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail uiteengezet, waarbij verweerder in verschillende besluiten de indeling en waardering van eisers functie heeft vastgesteld.

De rechtbank heeft overwogen dat de functiewaardering niet onzorgvuldig of onjuist is gedaan. Eiser heeft betoogd dat hij in een andere functiefamilie geplaatst had moeten worden en dat hem een hogere salarisschaal toekwam. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de waardering van de functie op voldoende gronden berust en dat de indeling in de functiefamilie 'Toezicht' terecht is. De rechtbank heeft de argumenten van eiser niet overtuigend geacht en heeft geoordeeld dat de besluiten van verweerder in overeenstemming zijn met de geldende regelgeving en jurisprudentie.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de indeling en waardering van zijn functie door verweerder in stand blijft. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 18/2356

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 januari 2020 in de zaak tussen

[Naam] , te [plaats] , eiser,

en

de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, verweerder,

gemachtigde: mr. W.C.A. van den End.

Procesverloop

Bij besluit van 26 juli 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser ingedeeld in de functie ‘Senior Inspecteur’ van de functiefamilie ‘Toezicht’ met bijbehorende functieschaal 11.
Bij besluit van 20 maart 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op 30 april 2019 heeft verweerder het bestreden besluit gewijzigd.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2020. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [medewerker I] en [medewerker II] .

Overwegingen

Feiten
1.1
Eiser was werkzaam als Inspecteur/Medewerker Toezicht, schaal 10 bij de functiefamilie Toezicht bij de afdeling [afdeling] van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
1.2
[naam afdeling 1] heeft het Expertisecentrum Organisatie & Personeel (EC O&P) verzocht onderzoek te doen naar eisers feitelijk opgedragen taken, deze te beschrijven en in te delen in het Functiegebouw Rijk (FGR). Het resultaat van dit onderzoek is neergelegd in het rapport beschrijving en indeling van samenstel van werkzaamheden van de heer [Naam] van 13 juli 2016. In bijlage 1, gedateerd op 14 juni 2016, zijn eisers werkzaamheden beschreven. Uit 1.3 van het rapport blijkt dat eiser akkoord is met de inhoud van de beschreven werkzaamheden.
1.3
Bij besluit van 29 september 2016 heeft verweerder de zwaarte van eisers functie vastgesteld op schaal 11 met functieprofiel Inspecteur/Medewerker Toezicht. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
1.4
Op 30 november 2016 heeft EC O&P een rapport beschrijving en indeling FGR van werkzaamheden van de afdeling [naam afdeling 2] , uitgebracht. In dit rapport zijn de werkzaamheden in de functiegroepen Inspecteur/Medewerker Toezicht en Senior Inspecteur beschreven en is geadviseerd over het inpassen in het FGR.
1.5
Bij besluit van 28 maart 2017 heeft verweerder eiser bericht dat zijn functie juist is gewaardeerd en ingeschaald. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
1.6
Verweerder heeft EC O&P verzocht nogmaals onderzoek te doen naar de benaming en indeling van eisers opgedragen werkzaamheden en hierover advies uit te brengen. De resultaten van dit onderzoek en het advies zijn neergelegd in het rapport toetsing op de indeling van de opgedragen taken van de heer [Naam] van 16 februari 2017. Geadviseerd is eiser in de functie van Inspecteur/Medewerker Toezicht S11 in het FGR te blijven handhaven.
In het rapport waardering van de opgedragen taken van de heer [Naam] met behulp van FuwaSys van 22 juni 2017 is geadviseerd om de opgedragen taken van eiser in te delen in de functietypering Senior Inspecteur op schaal 11.
1.7
Bij het primaire besluit van 26 juli 2017 heeft verweerder het advies van 22 juni 2017 overgenomen en besloten eisers taken in te delen in de functie Senior Inspecteur in schaal 11. Vervolgens heeft besluitvorming plaatsgevonden als weergegeven onder procesverloop.
1.8
Ter zitting hebben partijen bevestigd dat eiser met terugwerkende kracht met ingang van 1 januari 2015 de functie Senior Inspecteur met schaal 11 toegekend heeft gekregen.
Het bestreden en gewijzigde besluit
2.1
Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar en gedeeltelijke overneming van het advies van de bezwarenadviescommissie personele aangelegenheden IENM van 20 februari 2018, het bezwaar voor zover gericht tegen het primaire besluit van 26 juli 2017, ongegrond verklaard. Tevens heeft verweerder de besluiten van 29 september 2016 en van 28 maart 2017 ingetrokken.
2.2
Bij besluit van 30 april 2019 heeft verweerder het bestreden besluit gewijzigd in die zin dat hij het (nadien ingewonnen) advies van de Commissie voor Advies Bezwaren functiewaardering (CABF) van 9 april 2019 ook daaraan ten grondslag heeft gelegd.
2.3
Het door eiser ingediende beroep wordt op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede gericht geacht tegen het besluit van 30 april 2019.
Bevoegdheid
3.1
Eiser betoogt dat de beslissing op bezwaar van 20 maart 2018 onbevoegd is genomen, omdat het oorspronkelijke besluit van 29 september 2016 door dezelfde persoon is ondertekend.
3.2
Verweerder heeft erkend dat het bestreden besluit onbevoegd is genomen. Bij brief van 23 mei 2019 heeft verweerder het bestreden besluit van 20 maart 2018 en het gewijzigde besluit van 30 april 2019 voor zijn rekening genomen.
3.3
Voor vernietiging van het (gewijzigde) bestreden besluit is geen aanleiding, nu verweerder de besluiten alsnog voor zijn rekening heeft genomen en daarmee het bevoegdheidsgebrek heeft gerepareerd. Niet is gebleken dat eiser door het vastgestelde bevoegdheidsgebrek is benadeeld. Dat de brief hierover naar de rechtbank is gestuurd kan niet als zodanige benadeling worden aangemerkt, nu eiser een afschrift heeft ontvangen.
De rechtbank zal dit gebrek dan ook passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb.
Indeling in functie en waardering
4.1
Eiser betoogt dat hij in de functie van ‘Senior Adviseur’ in een andere functiefamilie dan ‘Toezicht’ geplaatst had moeten worden en dat hem salarisschaal 12 had moeten worden toegekend.
4.2
De rechtbank overweegt dat uit vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep volgt dat een functiewaarderingsbesluit terughoudend moet worden getoetst. Beoordeeld moet worden of de waardering op onvoldoende gronden berust. De rechter kan pas tot vernietiging van de bestreden waardering overgaan, als deze als onhoudbaar wordt aangemerkt.
4.3
De rechtbank ziet in de stellingen van eiser geen aanleiding de bovengenoemde functiewaardering van verweerder onzorgvuldig of onjuist te achten. Verweerder heeft de rapporten van 22 juni 2017 en van 9 april 2019 aan haar (gewijzigde) besluitvorming ten grondslag kunnen leggen. Uitgegaan is van de vastgestelde opgedragen werkzaamheden. Op basis daarvan heeft verweerder eenduidig en inzichtelijk gemotiveerd hoe tot de waardering van deze werkzaamheden is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op basis van deze adviezen de aan eiser opgedragen werkzaamheden mogen inpassen in de functie Senior Inspecteur met schaal 11. De beroepsgrond slaagt niet.
Functiefamilie
4.4
Eisers taken bestaan voor 50% uit inspectiewerkzaamheden en 50% juridische werkzaamheden. Hij is een inspecteur met een juridische specialisatie, maar het zwaartepunt ligt bij inspectie. De juridische werkzaamheden hebben betrekking op de uitvoering van toezicht en handhaving binnen het toezichtgebied van de afdeling. Deze werkzaamheden kunnen worden herkend binnen de functiefamilie Toezicht. Verweerder is dan niet gehouden een vergelijking te maken met andere functietyperingen binnen andere functiefamilies van het FGR.
Schaal 11 of 12
4.5
Verweerder kan gevolgd worden in zijn uitleg. Kenmerk 2 (doel van de werkzaamheden): eiser is score 3 toegekend. Score 4 is van toepassing als sprake is van het realiseren van de taakstelling van een werkeenheid op het terrein van beleidsontwikkeling of technisch/wetenschappelijk onderzoek. Weliswaar levert eiser een inbreng voor de ontwikkeling van beleid, maar zelfstandige beleidsvorming maakt geen onderdeel uit van de functie. Een aparte afdeling is belast met het ontwikkelen van beleid. Ook is geen sprake van technisch wetenschappelijk onderzoek als bedoeld bij score 4. Verder is geen sprake van het realiseren van (grootschalige) multidisciplinaire projecten of grootschalige opdrachten in een commerciële setting. De gezamenlijk uitgevoerde inspecties worden niet geleid door eiser. Daarnaast voert iedere deelnemende dienst zijn eigen inspectie naar zijn eigen aandachtsveld uit. Dit is niet wat wordt verstaan onder een multidisciplinair project in het functiewaarderingssysteem. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd uitgelegd dat eiser geen vakgroep coördinator is en hij daarom niet in aanmerking komt voor schaal 12. Eiser zijn coördinerende werkzaamheden opgedragen, met name op het gebied van juridische advisering. Hij is echter geen vakgroep coördinator
.
5. Het beroep van eiser op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur slaagt niet, nu hij zijn gronden op dit punt niet concreet heeft gemaakt en de rechtbank er ook anderszins geen aanleiding toe ziet.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Naaijen-van Kleunen, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 30 januari 2020.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.