Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Inhoud vordering
3..Geldigheid oproeping
derdeen vierde lid, Sv. In de Memorie van Toelichting bij artikel 36e Sv (pag. 58, tweede alinea) staat immers:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 juni 2020 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een rechtspersoon gevestigd in Liberia. De officier van justitie had gevorderd dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel van de rechtspersoon zou vaststellen op een bedrag van € 2.544.783,03. De rechtbank constateert dat er een fout is gemaakt in de Wet USB met betrekking tot de uitreiking van gerechtelijke stukken aan rechtspersonen in het buitenland. De rechtbank leest artikel 36m van het Wetboek van Strafvordering (Sv) verbeterd, zodat artikel 36e, derde lid, Sv ook van toepassing is op de betekening van gerechtelijke mededelingen aan rechtspersonen in het buitenland. Dit betekent dat de oproeping aan de rechtspersoon had moeten worden verzonden naar het statutaire vestigingsadres, wat niet is gebeurd. Hierdoor is de oproeping nietig verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen vertegenwoordiger van de rechtspersoon ter terechtzitting is verschenen en dat de akte van uitreiking niet correct is ingevuld. De rechtbank concludeert dat de oproeping niet op de juiste wijze is uitgereikt, waardoor de rechtspersoon niet op de hoogte was van de zitting. De rechtbank heeft daarom de oproeping nietig verklaard, wat betekent dat de procedure niet verder kan gaan zonder een correcte oproeping. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.