ECLI:NL:RBROT:2020:6165

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juli 2020
Publicatiedatum
14 juli 2020
Zaaknummer
10/994552-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitreiking van gerechtelijke stukken aan rechtspersonen in het buitenland en de geldigheid van oproeping

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 juli 2020 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering tegen een rechtspersoon gevestigd op Curaçao. De rechtbank constateert dat er een fout is gemaakt in de Wet USB met betrekking tot de uitreiking van gerechtelijke stukken aan rechtspersonen in het buitenland. De rechtbank leest artikel 36m van het Wetboek van Strafvordering (Sv) verbeterd, zodat artikel 36e, derde lid, Sv ook van toepassing is op de betekening van gerechtelijke mededelingen aan rechtspersonen in het buitenland. Dit betekent dat de oproeping aan de rechtspersoon in het buitenland naar het statutaire vestigingsadres had moeten worden verzonden.

De rechtbank oordeelt dat de oproeping nietig is, omdat er geen bewijs is dat de oproeping op de juiste wijze is verzonden. De officier van justitie had een rechtshulpverzoek ingediend bij de autoriteiten op Curaçao, maar er is geen akte van uitreiking of ander bewijs dat de oproeping daadwerkelijk is verzonden naar het correcte adres van de rechtspersoon. De rechtbank concludeert dat de oproeping niet rechtsgeldig is betekend, waardoor de rechtspersoon niet op de zitting is verschenen.

De rechtbank heeft de oproeping nietig verklaard, wat betekent dat de procedure niet verder kan gaan zonder een geldige oproeping. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren. De jongste rechter was niet in staat om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/994552-15
Datum uitspraak: 2 juli 2020
Tegenspraak
VONNIS (ontneming)
van de rechtbank Rotterdam, meervoudige economische kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde rechtspersoon:
[naam rechtspersoon] , ook handelend onder de naam [handelsnaam] ,
gevestigd aan de [vestigingsadres rechtspersoon] , [vestigingsplaats rechtspersoon] , Curaçao.
gemachtigd raadsman mr. H.W.A.A. de Jong, advocaat te Rotterdam

1..Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
18 juni 2020.

2..Voorafgaande veroordeling

Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige economische kamer voor strafzaken, van 15 maart 2018 is [naam rechtspersoon] (hierna: [naam rechtspersoon] ) veroordeeld voor het medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.60, tweede lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.

3..Vordering

De officier van justitie mr. mr. P.P.A.M. Notenboom heeft in zijn ontnemingsvordering d.d. 24 februari 2020 gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en [naam rechtspersoon] de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel door de officier van justitie is gesteld op € 13.217.878,80.
In de ontnemingsvordering is tevens vermeld dat [naam rechtspersoon] wordt opgeroepen om te verschijnen op de terechtzitting in deze rechtbank op 18 juni 2020.

4..Preliminaire verweren

4.1
Geldigheid oproeping
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de oproeping nietig is. In het dossier bevindt zich een rechtshulpverzoek d.d. 28 februari 2020 van de officier van justitie aan de autoriteiten op Curaçao met het verzoek om de vordering met oproeping voor de zitting van 18 juni 2020, die bij het rechtshulpverzoek is gevoegd, aan [naam rechtspersoon] te doen toekomen en de bijgaande akte in te vullen en voor ontvangst door de geadresseerde te laten ondertekenen.
In het dossier bevindt zich geen akte van uitreiking. Evenmin blijkt van een verzending van de oproeping aan het correcte adres van [naam rechtspersoon] . Er is daarom geen sprake van een (rechtsgeldige) betekening van de oproeping.
4.1.2.
Juridisch kader
De veroordeelde rechtspersoon is gevestigd op Curaçao. Wat betreft de beoordeling van de toepasselijke regeling, dient Curacao als “buitenland” te worden beschouwd.
Voor de uitreiking van gerechtelijke stukken aan een rechtspersoon in het buitenland bestaat in het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) geen afzonderlijke bepaling. Voor 1 januari 2020, de datum van de inwerkingtreding van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (hierna: Wet USB), golden op grond van art. 532 Sv (oud) de bepalingen met betrekking tot de uitreiking van gerechtelijke stukken aan natuurlijke personen in het buitenland (artikel 588, tweede en vierde lid, Sv (oud)) ook voor rechtspersonen.
Sinds de inwerkingtreding van de Wet USB is de uitreiking van gerechtelijke stukken aan natuurlijke personen in artikel 36e Sv geregeld. Artikel 36e, derde lid, Sv bepaalt dat de uitreiking van gerechtelijke stukken aan een geadresseerde van wie de woon- of verblijfplaats in het buitenland bekend is, geschiedt – kort gezegd – door toezending van de gerechtelijke mededeling.
Artikel 36j Sv regelt de uitreiking van gerechtelijke stukken aan een rechtspersoon. De kennisgeving gschiedt aan de woonplaats van de rechtspersoon, de plaats van het kantoor van de rechtspersoon of aan de woonplaats van een van de bestuurders. De woonplaats van de rechtspersoon is de plaats waar deze statutair is gevestigd.
Artikel 36m Sv regelt welke betekenisvoorschriften van overeenkomstige toepassing zijn op de uitreiking van gerechtelijke stukken aan een rechtspersoon. Daarin is artikel 36e, derde lid, Sv niet van overeenkomstige toepassing verklaard. Wel zijn artikel 36e, tweede en vierde lid, Sv hierop van overeenkomstige toepassing verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank is dit een fout in de Wet USB en had de wetgever in artikel 36m Sv behoren te verwijzen naar artikel 36e,
derdeen vierde lid, Sv. In de Memorie van Toelichting bij artikel 36e Sv (pag. 58, tweede alinea) staat immers:
“Het voorgestelde derde en vierde lid corresponderen met het tweede en vierde lid van het huidige artikel 588 Sv. Aan deze huidige bepalingen wordt inhoudelijk niets gewijzigd.”
De rechtbank zal artikel 36m Sv daarom verbeterd lezen in die zin dat hierin – voor zover hier relevant – wordt verwezen naar artikel 36e, derde lid, Sv. Op basis hiervan concludeert de rechtbank dat de oproeping aan de rechtspersoon had dienen te worden toegezonden naar het statutaire vestigingsadres.
4.1.3
Beoordeling
In het dossier bevindt zich geen akte van uitreiking of een ander document waaruit blijkt dat de oproeping is verzonden. Evenmin kan uit een uittreksel uit de Kamer van Koophandel te Curaçao blijken op welk adres de veroordeelde rechtspersoon is gevestigd. Gelet hierop is niet gebleken dat de oproeping op de bij de wet voorgeschreven wijze aan [naam rechtspersoon] is uitgereikt. Ook overigens blijkt uit het dossier niet dat de oproeping [naam rechtspersoon] heeft bereikt.

5..Beslissing

De rechtbank:
verklaart de oproeping nietig.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. I.M.A. Hinfelaar en D.F. Smulders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Aagaard, griffier.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.