Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Voorafgaande veroordeling
3..Vordering
4..Preliminaire verweren
derdeen vierde lid, Sv. In de Memorie van Toelichting bij artikel 36e Sv (pag. 58, tweede alinea) staat immers:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 juli 2020 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering tegen een rechtspersoon gevestigd op Curaçao. De rechtbank constateert dat er een fout is gemaakt in de Wet USB met betrekking tot de uitreiking van gerechtelijke stukken aan rechtspersonen in het buitenland. De rechtbank leest artikel 36m van het Wetboek van Strafvordering (Sv) verbeterd, zodat artikel 36e, derde lid, Sv ook van toepassing is op de betekening van gerechtelijke mededelingen aan rechtspersonen in het buitenland. Dit betekent dat de oproeping aan de rechtspersoon in het buitenland naar het statutaire vestigingsadres had moeten worden verzonden.
De rechtbank oordeelt dat de oproeping nietig is, omdat er geen bewijs is dat de oproeping op de juiste wijze is verzonden. De officier van justitie had een rechtshulpverzoek ingediend bij de autoriteiten op Curaçao, maar er is geen akte van uitreiking of ander bewijs dat de oproeping daadwerkelijk is verzonden naar het correcte adres van de rechtspersoon. De rechtbank concludeert dat de oproeping niet rechtsgeldig is betekend, waardoor de rechtspersoon niet op de zitting is verschenen.
De rechtbank heeft de oproeping nietig verklaard, wat betekent dat de procedure niet verder kan gaan zonder een geldige oproeping. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren. De jongste rechter was niet in staat om het vonnis mede te ondertekenen.