ECLI:NL:RBROT:2020:6159

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
14 juli 2020
Zaaknummer
10/997526-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handel in professioneel vuurwerk en wapens met gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 juli 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de handel in professioneel vuurwerk en wapens. De verdachte werd beschuldigd van meerdere overtredingen van de Wet milieubeheer en de Wet wapens en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 17 juli 2019 tot en met 9 oktober 2019 samen met anderen professioneel vuurwerk heeft verhandeld en in bezit had, zonder de vereiste kennis en vergunningen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 265 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar heeft de overige feiten bewezen verklaard. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de noodzaak van toezicht en begeleiding door de reclassering. De verdachte heeft eerder strafbare feiten gepleegd, maar de rechtbank heeft besloten om hem een kans te geven om zijn leven te beteren door hem een voorwaardelijke straf op te leggen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 265 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/997526-19
Datum uitspraak: 9 juli 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige economische strafkamer, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. H.P.J. van der Eerden, advocaat te ‘s-Gravenhage.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 17 januari 2020 en 25 juni 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 17 januari 2020 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Broere heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 6 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 265 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis indien de verdachte de taakstraf niet naar behoren uitvoert.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 6 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 17 juli 2019 tot en met 8 oktober 2019 te Delft en Capelle aan den IJssel en Langbroek, gemeente Wijk bij Duurstede,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen meermalen,
opzettelijk, aan een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis professioneel vuurwerk, te weten
- één of meer stuks knalvuurwerk (super cobra 6 en FP3) en
- één of meer flowerbed(s)
ter beschikking heeft gesteld, immers op
- 17 juli 2019 meer stuks knalvuurwerk (super cobra 6) aan een pseudokoper
en
- 21 augustus 2019 meer stuks knalvuurwerk (FP3) en meer flowerbeds aan een pseudokoper en
- 8 oktober 2019 meer stuks knalvuurwerk (super cobra 6) en meer flowerbeds aan een pseudokoper;
2.
hij op 8 oktober 2019 te Gouda, opzettelijk,
als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis professioneel vuurwerk,
te weten
- meer stuks knalvuurwerk (super cobra 6)
voorhanden heeft gehad in zijn auto (Opel Astra), met kenteken [kentekennummer] ;
3.
hij omstreeks 8 en 9 oktober 2019 te Capelle aan den IJssel, opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis professioneel vuurwerk, te weten
- meer stuks knalvuurwerk (FP3 nitraten) voorhanden heeft gehad en heeft opgeslagen in een opslagruimte bij Shurgard;
4.
hij op 9 oktober 2019 te Gouda, een wapen van categorie 1, onder 30 van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel voorhanden heeft gehad;
5.
hij omstreeks 8 en 9 oktober 2019 te Gouda en Capelle aan den IJssel,
een wapen van categorie II onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten stroomstootwapens, zijnde voorwerpen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt en pijn kon worden toegebracht
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
2.
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
3.
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
4.
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
5.
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft samen met zijn medeverdachte gehandeld in professioneel zwaar vuurwerk. Hij heeft met dit doel advertenties geplaatst op internetfora waar illegaal vuurwerk wordt aangeboden en onderhield contact met leveranciers en potentiële klanten via het chatprogramma wickrme, een programma dat verstuurde berichten vernietigt. De verdachte heeft in verband met deze vuurwerkhandel meer dan duizend stuks (Super)Cobra’s 6, meer dan duizend stuks nitraten en honderden flowerbeds voorhanden gehad. De verdachte heeft verder in een opslagruimte een aantal nitraten voorhanden gehad en in zijn auto nog eens 300 stuks Super Cobra’s 6 en een aantal flowerbeds.
Door illegaal vuurwerk voorhanden te hebben, op te slaan en in omloop te brengen heeft de verdachte onverantwoorde risico’s genomen en de algemene veiligheid van personen en goederen ernstig in gevaar gebracht. Het gaat om professioneel vuurwerk dat krachtige explosies teweeg brengt, vergelijkbaar met de kracht van een handgranaat. Algemeen bekend is dat bij het afsteken van dergelijk professioneel en zwaar vuurwerk door particulieren met regelmaat iets fout kan gaan en dat daarbij ernstig letsel aan personen en schade aan goederen kan ontstaan. De verdachte heeft niet stilgestaan bij deze risico’s en heeft zich kennelijk laten leiden door het financieel gewin.
De verdachte heeft voorts op diverse plaatsen stroomstootwapens en een boksbeugel voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit daarvan brengt onaanvaardbare risico’s met zich en veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de samenleving, temeer doordat dergelijke wapens niet zelden worden gebruikt bij het plegen van andere strafbare feiten.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
3 januari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder overtreding van de Wet Wapens en Munitie.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft rapportages over de verdachte opgemaakt te weten:
  • een voortgangsverslag gedateerd 21 oktober 2019;
  • een adviesverslag gedateerd 4 maart 2020;
  • een voortgangsverslag gedateerd 24 juni 2020.
De reclassering adviseert in het rapport van 4 maart 2020 bij een veroordeling de volgende voorwaarden op te leggen:
  • meldplicht bij reclassering;
  • ambulante behandeling;
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • drugsverbod.
Toegelicht wordt dat de verdachte inmiddels is teruggekeerd naar Kwintes en dat er meer aandacht is voor de financiële situatie van de verdachte en zijn onvrede hierover. De komende periode wordt het drugsgebruik van de verdachte gemonitord door middel van een drugsverbod en zal de verdachte voor ambulante behandeling worden aangemeld bij Brijder. De fulltime baan van de verdachte wordt als beschermende factor gezien en daarom wordt het recidiverisico als gemiddeld ingeschat.
Het voortgangsverslag van 24 juni 2020 betreft een aanvulling hierop en houdt het volgende in. De verdachte is opnieuw aangemeld bij Fivoor/Brijder te Gouda voor ambulante behandeling gericht op het vergroten van copingvaardigheden. Voorts is hij aangemeld voor een woning bij Dak en Zorg. Voorwaarde voor die plaatsing is dat er nog minimaal een jaar reclasseringstoezicht is vanaf de datum van sleuteloverdracht. Daarnaast is noodzakelijk dat gedurende een jaar woningbegeleiding en budgetbeheer wordt ingezet van Kwintes. De voortgang van voornoemde noodzakelijk geachte hulpverlening, behandeling en begeleiding kan slechts worden gewaarborgd, indien dit in een forensisch kader plaatsvindt.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht geven voor delicten als de onderhavige geen oriëntatiepunten. Bij de bepaling van de aan verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank daarom gekeken naar straffen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn opgelegd. De rechtbank ziet met de officier van justitie in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte echter aanleiding om te bepalen dat de verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis. De rechtbank heeft daarbij in het voordeel van de verdachte meegewogen dat uit de reclasseringsrapporten volgt dat toezicht en begeleiding noodzakelijk zijn en dat de reclassering nog steeds mogelijkheden daarvoor ziet, ondanks de recidive van de verdachte. De verdachte is voorts, ook gedurende zijn voorlopige hechtenis, aan het werk gebleven bij zijn werkgever waar hij node kan worden gemist. De verdachte krijgt daarom de kans om te laten zien dat hij heeft geleerd van zijn ernstige fout. De rechtbank acht de hierna te noemen forse voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van drie jaar passend en geboden. Dit dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarmee kan echter niet worden volstaan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde. Daarom zal naast de voorwaardelijke gevangenisstraf ook een taakstrafstraf worden opgelegd van de maximale duur van 240 uren.

8..In beslag genomen voorwerpen

De in beslag genomen voorwerpen op de beslaglijst, nummer 1 tot en met 4 en 7 tot en met 12 zullen, zoals door de officier van justitie is gevorderd, worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd met de wet is.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen:
  • 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36b, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 13 en 55 Wet Wapens en munitie;
  • 1a, onder 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
  • 9.2.2.1 Wet milieubeheer;
  • 1.2.2, tweede en derde lid van het Vuurwerkbesluit.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 6 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van driehonderdvijfenzestig (365) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
tweehonderdvijfenzestig (265) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Brijder of soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering gedurende 36 maanden na ingang van de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de zorgverlener verantwoord vindt, met bepaling dat de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, waarvan het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn;
3. de veroordeelde zal verblijven in Kwintes, instelling voor begeleid wonen of een soortgelijke instelling te bepalen door de reclassering, met bepaling dat de veroordeelde zich houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld, gedurende 36 maanden na ingang van de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
4. de veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod door urineonderzoek, zo vaak als door de reclassering te bepalen.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
tweehonderdveertig (240) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
honderdtwintig (120) dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
verklaart onttrokken aan het verkeer:
- 1 stuks boksbeugel A.01.02.002;
- 1 stuks wapen, zijnde taser T1-109 uiterlijk van een telefoon A.01.02.003;
- 1 stuks drugs A.01.02.004;
- 1 stuk wapen, zijnde taser in de vorm van een Iphone, A.01.03.001;
- 3 stuks wapen oplaadbare tasers, B.01.01.001;
- 1 stuk wapen Stun Master Stun Baton B.01.02.001;
- 20 stuks vuurwerk 1 doos nitraten B.01.03.001;
- 1 stuk vuurwerk B.01.04.001;
- 1 stuk karton, B.01.04.002;
- 2 dozen vuurwerk (totaal 300 stuks) G.01.02.
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. A. Bonder en M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 juli 2020.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 17 juli 2019 tot en met 9 oktober 2019 te
Delft en/of Capelle aan den IJssel en/of Langbroek, gemeente Wijk bij Duurstede, in elk
geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen,
opzettelijk, aan (een) ander(en) dan een persoon met gespecialiseerde kennis professioneel vuurwerk, te weten
- één of meer stuks knalvuurwerk (super cobra 6 en/of FP3) en/of
- één of meer flowerbed(s)
ter beschikking heeft gesteld, immers op
- 17 juli 2019 één of meer stuks knalvuurwerk (super cobra 6) aan (een) pseudokoper
en/of
- 21 augustus 2019 één of meer stuks knalvuurwerk (FP3) en/of één of meer flowerbed(s) aan (een) pseudokoper en/of
- 8 oktober 2019 één of meer stuks knalvuurwerk (super cobra 6) en/of één of meer
flowerbed(s) aan (een) pseudokoper;
2.
hij op of omstreeks 8 oktober 2019 te Gouda, in elk geval in Nederland, opzettelijk,
als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis professioneel vuurwerk,
te weten
- één of meer stuks knalvuurwerk (super cobra 6)
voorhanden heeft gehad en/of heeft opgeslagen in zijn/een auto (Opel Astra),
met kenteken [kentekennummer] ;
3.
hij op of omstreeks 8 en/of 9 oktober 2019 te Capelle aan den IJssel, in elk geval in
Nederland, opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis professioneel vuurwerk, te weten
- één of meer stuks knalvuurwerk (FP3 nitraten) voorhanden heeft gehad en/of heeft opgeslagen in een opslagruimte (bij Shurgard);
4.
hij op of omstreeks 8 en/of 9 oktober 2019 te Gouda, een wapen van categorie 1, onder 30 van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 8 en/of 9 oktober 2019 te Gouda en/of Capeïle aan den IJssel,
een wapen van categorie II onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten één of meer stroomstootwapen(s), zijnde (een) voorwerp(en) waanriee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt en/of pijn kon worden toegebracht
voorhanden heeft gehad;
6.
hij op of omstreeks 8 en/of 9 oktober 2019 te Gouda, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 3,0 gram kristallen en/of tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA en/of
- ongeveer 0,9 gram materiaal, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.