Op 15 juli 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van Schiedam. Eiser heeft op 18 mei 2020 beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar tegen het besluit van verweerder van 16 september 2019, waarbij de bijstandsaanvraag van eiser en zijn vrouw buiten behandeling was gesteld. Eiser heeft verweerder in gebreke gesteld, omdat de termijn om een besluit op het bezwaar te nemen ruimschoots was verstreken.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat aan de voorwaarden voor het indienen van beroep wegens het niet tijdig nemen van een besluit is voldaan. De rechtbank heeft verweerder een termijn van twee weken gegeven om alsnog een besluit op het bezwaar bekend te maken, met een dwangsom van € 100,- per dag, tot een maximum van € 15.000,-, voor iedere dag dat verweerder in gebreke blijft.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen aanleiding is om verweerder te veroordelen in de kosten van het griffierecht, omdat eiser ontheffing is verleend wegens betalingsonmacht. Wel is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 262,50 voor rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.