ECLI:NL:RBROT:2020:6148

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juli 2020
Publicatiedatum
13 juli 2020
Zaaknummer
8328039 CV EXPL 20-605
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming door Legalise B.V. tegen gedaagde zonder contractspartij

In deze zaak vordert Legalise B.V. betaling van een factuur van € 8.626,84 van gedaagde, die volgens Legalise in opdracht van gedaagde juridische werkzaamheden heeft verricht. Gedaagde betwist echter dat Legalise zijn contractspartij is en stelt dat hij enkel contact heeft gehad met (ex)notaris [naam], die in eigen naam handelde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Legalise niet als contractspartij kan worden aangemerkt, omdat er geen bewijs is dat gedaagde had kunnen begrijpen dat [naam] namens Legalise handelde. De rechter oordeelt dat Legalise onvoldoende feiten heeft aangedragen om aan te tonen dat gedaagde ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van Legalise. De vordering van Legalise wordt afgewezen en Legalise wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8328039 CV EXPL 20-605
uitspraak: 16 juli 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Legalise B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Centraal Invorderings Bureau,
tegen:
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna ‘Legalise’ en ‘ [gedaagde] ’ worden genoemd.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties van 27 januari 2020;
- de aantekeningen van het mondeling verweer van [gedaagde] ;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek met producties.
1.2.
Legalise is door de kantonrechter niet in de gelegenheid gesteld te reageren op de door [gedaagde] bij dupliek overgelegde producties, aangezien deze producties niet bepalend zijn voor de uitkomst van de procedure.
1.3.
De uitspraak van dit vonnis is bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft de heer [naam] (hierna: [naam] ) verzocht conceptovereenkomsten op te stellen in verband met de uit- en toetreding van aandeelhouders bij de onderneming van [gedaagde] ‘ [bedrijf] ’.
2.2.
Een WhatsApp bericht van 21 september 2016 van [naam] aan [gedaagde] houdt in, voor zover hier van belang:
“(…) ik ben voornemens jou een (sterk gematigde) nota te sturen voor de inmiddels bestede tijd ter zake van de intentieovereenkomst. Ik dacht aan uurtarief van € 100,00. Ik heb er tot nu toe 13 uurtjes op zitten. Ik wil jou dan een factuur sturen van € 1.000,00 Ex btw. Akkoord?”
2.3.
Bij factuur van 9 februari 2017 heeft Legalise een bedrag van € 6.031,85 inclusief btw aan [gedaagde] in rekening gebracht voor diverse juridische werkzaamheden.

3..De vordering

3.1.
Legalise vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan haar van een bedrag van € 8.626,84, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 6.334,35 vanaf 14 januari 2020 tot de dag van voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Legalise heeft aan haar vordering primair ten grondslag gelegd, dat zij in opdracht en voor rekening van [gedaagde] in de periode augustus tot en met oktober 2016 juridische werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van de uit- en toetreding van vennoten bij de onderneming van [gedaagde] . [gedaagde] heeft nagelaten de daarop betrekking hebbende factuur ad € 6.334,35 te voldoen. Naast de hoofdsom maakt Legalise aanspraak op een bedrag van € 1.600,77 aan wettelijke handelsrente berekend vanaf de datum van verzuim tot 14 januari 2020. Legalise maakt voorts aanspraak op buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 691,72.
3.3.
Subsidiair, indien geoordeeld wordt dat [gedaagde] geen opdracht heeft gegeven tot de gefactureerde werkzaamheden, baseert Legalise haar vordering op ongerechtvaardigde verrijking.

4..Het verweer

4.1.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] betwist dat Legalise zijn contractspartij is. Hij stelt uitsluitend contact te hebben gehad met (ex)notaris [naam] , die handelde in eigen naam. [naam] heeft naar [gedaagde] stelt nooit te kennen gegeven dat hij optrad namens Legalise. [gedaagde] is bereid [naam] voor diens werkzaamheden € 1.000,- ex btw te betalen conform het door [naam] in diens WhatsApp bericht van 21 september 2016 genoemde bedrag. Daarnaast betwist [gedaagde] in eigen naam te hebben gehandeld. Hij stelt te zijn opgetreden in zijn hoedanigheid van bestuurder van [bedrijf] .

5..De beoordeling

5.1.
[gedaagde] heeft primair bestreden dat Legalise zijn contractspartij is. Volgens [gedaagde] heeft hij gecontracteerd met [naam] , die daarbij handelde in eigen naam.
5.2.
Nu Legalise zich beroept op de rechtsgevolgen van haar stelling dat zij de contractspartij is van [gedaagde] , rust op haar de stelplicht en bewijslast ter zake.
5.3.
Niet is in geschil dat [gedaagde] [naam] heeft benaderd met het verzoek conceptovereenkomsten op te stellen en dat [naam] daar feitelijk uitvoering aan heeft gegeven. Legalise heeft gesteld dat [naam] bestuurder en feitelijk werkuitvoerder van Legalise is. Daarmee bedoelt Legalise kennelijk te stellen dat [naam] namens haar is opgetreden.
5.4.
Als algemeen uitgangspunt heeft te gelden dat een ieder wordt geacht voor zichzelf te handelen, tenzij degene die handelt kenbaar maakt (voordat tot uitvoering van de overeenkomst is overgegaan) niet voor zichzelf maar voor een ander te handelen. Voor vertegenwoordiging is niet slechts vereist dat de handelende persoon tot vertegenwoordiging bevoegd is, ook moet voor de wederpartij kenbaar zijn dat de handelende persoon als vertegenwoordiger optreedt. Voor het antwoord op de vraag of in eigen naam dan wel als vertegenwoordiger is gehandeld, is beslissend hetgeen de handelende persoon en de wederpartij jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten afleiden, waarbij alle omstandigheden van het geval in aanmerking dienen te worden genomen.
5.5.
[gedaagde] heeft gesteld dat [naam] nooit te kennen heeft gegeven dat hij optrad namens Legalise. Geoordeeld wordt dat de door Legalise in het geding gebrachte e-mailwisselingen tussen [naam] en [gedaagde] , waaruit volgens Legalise de opdrachten van [gedaagde] aan haar blijken, geen aanwijzingen bevatten waaruit [gedaagde] kon afleiden dat [naam] handelde namens Legalise. [naam] , zo blijkt, ondertekende uitsluitend met zijn voornaam. Adresgegevens en een logo van Legalise ontbraken. Ook het door [naam] gehanteerde e-mailadres verwijst niet naar Legalise. Uit dit alles kon [gedaagde] op geen enkele wijze afleiden dat [naam] niet voor zichzelf optrad, maar dat hij beoogde Legalise als contractspartij te binden. Ook in de door Legalise overgelegde WhatsAppberichten tussen [naam] en [gedaagde] wordt Legalise niet genoemd. Legalise heeft geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan [gedaagde] redelijkerwijs moest begrijpen dat Legalise zijn contractspartij zou zijn. Bij gebreke van stellingen, die - indien bewezen - tot een ander oordeel zouden leiden, wordt aan bewijslevering niet toegekomen.
5.6.
De slotsom is dat Legalise niet als contractspartij van [gedaagde] kan worden aangemerkt, zodat haar vordering tot betaling van de factuur met nevenvorderingen dient te worden afgewezen.
5.7.
Het beroep van Legalise op ongerechtvaardigde verrijking faalt, omdat Legalise onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd dat bij [gedaagde] sprake is van een verrijking ten koste van Legalise.
5.8.
Legalise zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

6..De beslissing

De kantonrechter
:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt Legalise in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.R. Roukema en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
546