Op 10 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen [naam verzoekster] en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 28 mei 2020, waarbij zij uit de Basisregistratie Personen (BRP) was uitgeschreven. Verzoekster verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij ingeschreven kon blijven totdat er op haar bezwaarschrift was beslist. Vanwege de coronamaatregelen vond er geen fysieke zitting plaats; de gemachtigden zijn telefonisch gehoord op 30 juni 2020.
De voorzieningenrechter overwoog dat verzoekster was uitgeschreven omdat zij geen aangifte van adreswijziging had gedaan en er geen feitelijke verblijfplaats bekend was. Verzoekster betwistte de uitschrijving en stelde dat zij nog steeds op het BRP-adres woonde. De voorzieningenrechter beoordeelde of het bezwaarschrift kans van slagen had en gaf een voorlopig oordeel. Hij stelde vast dat de wet verweerder de mogelijkheid biedt om iemand ambtshalve uit te schrijven uit de BRP, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan.
De voorzieningenrechter concludeerde dat beide partijen nog bewijsstukken moesten aanleveren. Hij merkte op dat uit de stempels in het paspoort van verzoekster bleek dat zij mogelijk langer dan acht maanden in het buitenland had verbleven, wat een uitschrijving uit de BRP rechtvaardigt. Uiteindelijk oordeelde de voorzieningenrechter dat het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat het bestreden besluit naar verwachting in stand zou blijven. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen de uitspraak stond geen rechtsmiddel open.